Nederlands 2.1 Woordsoorten, leestekens (koppelteken/apostrof) en werkwoordspelling

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stap 9: taalverzorging
(grammatica en spelling)

Je hebt blok 1 over de woordsoorten
afgerond. Ken je alle woordsoorten?
Kun je woorden benoemen in een zin?

Je bent dan klaar voor spelling.

In blok 2 ga je aan de slag met
hoofdletters en leestekens
Wat weet je nog over een paar woordsoorten?


Theorie: koppelteken, apostrof en werkwoordspelling

Zelfstandig leren en oefenen

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Alle mensen kregen een boek.
De jongen die daar was, deed verdacht.
"Ben ik nou zo slim, of zijn jullie zo dom?" riep Van Gaal ooit richting journalisten.
Ik wil dat taartje en die koffie.
Mijn broer is morgen jarig.
Er zijn mensen die denken dat de aarde plat is.
Ieder kind heeft recht op goed onderwijs.
Die jongen weet het antwoord.
Het lijkt zeker dat het zo is.
Niets is, wat het lijkt.
Wijst niet een specifiek iets of persoon aan, maar iets algemeens.
Verbindt twee zinnen of zinsdelen met elkaar.
Het woord verwijst naar iets anders.
Verwijst (meestal) naar levende wezens.
Verwijst nadrukkelijk naar een specifiek iets of iemand.

Slide 3 - Sleepvraag

zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Werkwoorden die, samen met een ander soort werk-woord, een extra betekenis geven. Vaak iets over de tijd.
Geeft een actie aan. Het belangrijkste werkwoord van een werkwoordelijk gezegde.
Verbindt een eigenschap, functie, toestand aan het onderwerp. Alleen bij een naamwoordelijk gezegde.
De jongen uit die klas wil later docent worden.
De jongen uit die klas wil later docent worden.
De uitslag bleek al bij iedereen bekend.
Ik zou dat anders hebben gedaan.
Tijdens de vakantie sport ik meer dan anders.
Ik heb de afgelopen weken 5 boeken gelezen.
Hij zou zich vast gered weten te hebben in Frankrijk.

Slide 4 - Sleepvraag

Vond je dit lastig?
Doorloop dan (nog een keer) de les in LessonUp over de woordsoorten. Je vindt er veel uitleg en oefeningen.
Maak ook de diagnostische toets(en) op elo.bornego.nl

Slide 5 - Tekstslide

Inhoud
Uitleg koppelteken
Oefenen met het koppelteken
Uitleg apostrof bij bezits-s
Oefenen met koppelteken en apostrof
Oefenen met werkwoordspelling
Schema voor werkwoordspelling
Quiz met werdwoordspelling

Slide 6 - Tekstslide

koppelteken -
Basisregel in het Nederlands:
Je schrijft samenstellingen aan elkaar
Voet+bal = voetbal
Voet+bal+schoenen = voetbalschoenen
(Engels: soccer shoes)

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer een koppelteken?
Bij cijfers, letters en andere tekens
50-plusser, T-shirt, $-teken, 112-melding

Bij dubbele achternamen
Mevrouw Van der Wal-De Vries

Bij een functie, rang of titel
minister-president Rutte, assistent-trainer

Bij een combinatie met niet-, ex-, non-, oud (voorbepaling)
Non-alcohol, ex-vriendin, niet-roken

Bij afkortingen, klinkerbotsingen en tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
cd-speler, EU-landen, gala-avond, diploma-uitreiking, woon-werkverkeer

Slide 8 - Tekstslide

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
NAVO landen
aids vaccin
Amsterdam West
X benen
Frans man
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
niet roker
© teken
Zuid Afrikaans
pvda politicus
semi prof
mee eten
maandag ochtend
stage uren
stage plaats
niet officieel
CL loting

Slide 9 - Sleepvraag

apostrof
Is het Sophies klas of Sophie´s klas?

Slide 10 - Tekstslide

Algemene regel
De bezits-s wordt in principe aan een naam vastgeschreven.

Piets weerbericht
Mariekes vriendin
Jans vakantie

Slide 11 - Tekstslide

Uitzonderingen
Verandert de s de de uitspraak van de voorgaande klank?
Gebruik dan een apostrof. (één enkele a, i, o, u of y of een e die als [ee] klinkt)

Anna's fiets
Enschede's voetbalclub
Luca's bril
Naomi's idee
Coby's bagage

Slide 12 - Tekstslide

Zijn de woorden hiernaast goed of fout gespeld?

fout
goed
Tom's auto
Max' tentamen
Tamara's idee
Sophies vriendin
drive-inwoning
assistenttrainer
minimumloon
layout
baby'tje
vwo-ers
Paasmaandag
3 jarig kind
allergieën
bacteriën
assurantieën
ideën
on-Nederlands
café's

Slide 13 - Sleepvraag

verleden tijd
+te
verleden tijd
+de
verleden tijd
sterk werkwoord
(klankverandering)
surfen
verhuizen
lachen
stressen
brainwashen
appen
mixen
ervaren
herhalen
verdoven
kloppen
bederven
buigen
zwijgen
verbazen
updaten

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
d
B
t
C
dt

Slide 16 - Quizvraag

Vin_ je het een probleem die toets nog even uit te stellen?
A
d
B
t
C
dt

Slide 17 - Quizvraag

Het is belangrijk te weten of hij voldoende tijd aan zijn huiswerk bestee_ heeft.
A
d
B
t
C
dt

Slide 18 - Quizvraag

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 19 - Quizvraag

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
d
B
t
C
dt

Slide 20 - Quizvraag

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
d
B
dd

Slide 21 - Quizvraag

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
t
B
tt

Slide 22 - Quizvraag

Die docent had vooral vragen gesteld over de verplich_e leerstof.
A
t
B
tt

Slide 23 - Quizvraag

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
praten
B
praatten

Slide 24 - Quizvraag

Wij wisten niet dat we zo lang op uitslagen moesten wach_en.
A
t
B
tt

Slide 25 - Quizvraag

Op die bijeenkomst wor_ je uitgelegd hoe je dat probleem kunt oplossen.
A
d
B
t
C
dt

Slide 26 - Quizvraag

Deze leerling benader_ zijn docenten nogal agressief.
A
d
B
t
C
dt

Slide 27 - Quizvraag

Met genoegen kan ik u meedelen dat ik zijn opvolger een goede docent vin_.
A
d
B
dt

Slide 28 - Quizvraag

Dat het de leerlingen zo veel moeite zou kos_en, had ik niet verwacht.
A
t
B
tt

Slide 29 - Quizvraag

Toen de minister de begroting behandel_ had, kreeg hij van alle kanten kritische vragen.
A
d
B
dt

Slide 30 - Quizvraag

“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
d
B
dt

Slide 31 - Quizvraag

Je moet iemand geen cijfer geven als je hem niet geloof_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 32 - Quizvraag

Je moet haar wel helpen als je het beloof_ hebt.
A
d
B
t
C
dt

Slide 33 - Quizvraag

Alle beantwoor_e vragen liet die docent door een collega lezen.
A
d
B
dd

Slide 34 - Quizvraag

Het is ons beleid dat een docent een vraag van een leerling binnen drie werkdagen
beantwoor_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link

Zelfstandig leren
Huiswerk van deze week (23-27 maart):
Stap 9, blok 2 en 3 (leestekens)
Bestudeer de theorie die genoemd staat in de studiewijzer
Maak de opdrachten en kijk je antwoorden kritisch na

Slide 37 - Tekstslide