Bijvoeglijke bijzin, koppelteken en apostrof (zelfstandig leren)

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je kent en herkent een bijvoeglijke bepaling en een betrekkelijk voornaamwoord en je kent en herkent een bijvoeglijke bijzin.



Je kunt het verschil uitleggen tussen een uitbreidende bijvoeglijke bijzin en een beperkende bijvoeglijke bijzin.

Slide 2 - Tekstslide


Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.
Welk zinsdeel is je?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quizvraag

Leerlingen die goed hun opdrachten maken, werken zorgvuldig aan hun taalvaardigheid.
A
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (lv) | aan hun taalvaardigheid (bwb)
B
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (vzv)
C
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/ng) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (bwb)
D
Leerlingen die goed hun opdrachten maken (o) | werken (pv/wg) | zorgvuldig (bwb) | aan hun taalvaardigheid (lv)

Slide 4 - Quizvraag

Het vermaledijde coronavirus veroorzaakt heel wat overlast, wat langdurige gevolgen zal hebben voor mensen die ondernemer zijn.
Wat is juist?
A
vermaledijde, wat (1e), langdurige: bijvoeglijke naamwoorden
B
eerste wat is een bijvoeglijke bepaling, tweede wat is een betrekkelijk voornaamwoord
C
wat is beide keren een betrekkelijk voornaamwoord
D
tweede 'wat' en 'die' zijn betrekkelijke voornaamwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
Maarten heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bepaling?

  1. Het geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord;
  2. Het is meestal een eigenschap of een toestand;
  3. Het is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord;
  4. Het is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (en dus nooit een eigen zinsdeel)
De hele klas luisterde geboeid naar de goede uitleg van de docent.

Mijn lessen deel ik met mijn fantastische leerlingen.

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling als bijzin

Als de bijvoeglijke bepaling een eigen persoonsvorm heeft, noem je het een bijvoeglijke bijzin.

De leerling die daar zit, heeft zijn huiswerk foutloos gemaakt.

Door het coronavirus zag Antoinette haar zoon, die in Amerika woont, maar liefst 6 maanden niet.

Het boek dat daar ligt, is heel populair.
Wat valt op?

Bijvoeglijke bijzin begint in het Nederlands altijd met een betrekkelijk voornaamwoord 
(in tegenstelling tot het Engels: 
The man (that) I saw, is old / The man whose bike was stolen, went to the police)

Slide 11 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere subjecten, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.


Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 12 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere subjecten, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 13 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere subjecten, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Je zegt twee dingen over hetzelfde subject / dezelfde subjecten.

De leerlingen, die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Slide 14 - Tekstslide

Beperkende bijvoeglijke bijzin

Er zijn meerdere subjecten, maar je zegt iets specifieks over een deel.

De leerlingen die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Een deel van de leerlingen werkt actief aan de taalvaardigheid. Andere leerlingen niet.
Uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Je zegt twee dingen over hetzelfde subject / dezelfde subjecten.

De leerlingen, die nauwkeurig hun opdrachten maken, werken actief aan hun taalvaardigheid.

Alle leerlingen maken nauwkeurig hun opdrachten en werken zo allemaal actief aan taalvaardigheid.

Slide 15 - Tekstslide

Resumerend
Beperkend: je zegt iets over een deel van een groep. Je maakt de omschrijving nauwkeuriger. Alleen een komma na de bijvoeglijke bijzin.

Uitbreidend: je geeft extra informatie over het kernwoord. Dit is in principe weglaatbaar. Deze bijvoeglijke bijzin staat tussen twee komma's.

Slide 16 - Tekstslide

De actie die een succes werd, wordt volgend jaar herhaald.
A
beperkende bijvoeglijke bijzin
B
uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 17 - Quizvraag

beperkende bijvoeglijke bijzin
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
De opdrachten die je nog niet helemaal begrijpt, kun je beter nog een keer herhalen.
Het nummer, dat op Spotify te beluisteren is, is mateloos populair onder jongeren.
De gemeente waarschuwt jongeren die zich niet houden aan de RIVM-maatregelen.
De Nederlandse journalisten die weigerden de verklaring te ondertekenen, mogen de prins niet interviewen.
Tijdens het onweer van gisteren is de eik, die er al twee eeuwen stond, gesneuveld.

Slide 18 - Sleepvraag

persoonlijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Alle mensen kregen een boek.
De jongen die daar was, deed verdacht.
"Ben ik nou zo slim, of zijn jullie zo dom?" riep Van Gaal ooit richting journalisten.
Ik wil dat taartje en die koffie.
Mijn broer is morgen jarig.
Er zijn mensen die denken dat de aarde plat is.
Ieder kind heeft recht op goed onderwijs.
Die jongen weet het antwoord.
Het lijkt zeker dat het zo is.
Niets is, wat het lijkt.
Wijst niet een specifiek iets of persoon aan, maar iets algemeens.
Verbindt twee zinnen of zinsdelen met elkaar.
Het woord verwijst naar iets anders.
Verwijst (meestal) naar levende wezens.
Verwijst nadrukkelijk naar een specifiek iets of iemand.

Slide 19 - Sleepvraag

koppelteken -
Basisregel in het Nederlands:
Je schrijft samenstellingen aan elkaar
Voet+bal = voetbal
Voet+bal+schoenen = voetbalschoenen
(Engels: soccer shoes)

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer een koppelteken?
Bij cijfers, letters en andere tekens
50-plusser, T-shirt, $-teken, 112-melding

Bij dubbele achternamen
Mevrouw Van der Wal-De Vries

Bij een functie, rang of titel
minister-president Rutte, assistent-trainer

Bij een combinatie met niet-, ex-, non-, oud (voorbepaling)
Non-alcohol, ex-vriendin, niet-roken

Bij afkortingen, klinkerbotsingen en tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
cd-speler, EU-landen, gala-avond, diploma-uitreiking, woon-werkverkeer

Slide 21 - Tekstslide

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
NAVO landen
aids vaccin
Amsterdam West
X benen
Frans man
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
niet roker
© teken
Zuid Afrikaans
pvda politicus
semi prof
mee eten
maandag ochtend
stage uren
stage plaats
niet officieel
CL loting

Slide 22 - Sleepvraag

apostrof
Is het Sophies klas of Sophie´s klas?

Slide 23 - Tekstslide

Algemene regel
De bezits-s wordt in principe aan een naam vastgeschreven.

Piets weerbericht
Mariekes vriendin
Jans vakantie

Slide 24 - Tekstslide

Uitzonderingen
Verandert de s de de uitspraak van de voorgaande klank?
Gebruik dan een apostrof. (één enkele a, i, o, u of y of een e die als [ee] klinkt)

Anna's fiets
Enschede's voetbalclub
Luca's bril
Naomi's idee
Coby's bagage

Slide 25 - Tekstslide

Zijn de woorden hiernaast goed of fout gespeld?

fout
goed
Tom's auto
Max' tentamen
Tamara's idee
Sophies vriendin
drive-inwoning
assistenttrainer
minimumloon
layout
baby'tje
vwo-ers
Paasmaandag
3 jarig kind
allergieën
bacteriën
assurantieën
ideën
on-Nederlands
café's

Slide 26 - Sleepvraag

verleden tijd
+te
verleden tijd
+de
verleden tijd
sterk werkwoord
(klankverandering)
surfen
verhuizen
lachen
stressen
brainwashen
appen
mixen
ervaren
herhalen
verdoven
kloppen
bederven
buigen
zwijgen
verbazen
updaten

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Tekstslide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
d
B
t
C
dt

Slide 29 - Quizvraag

Vin_ je het een probleem die toets nog even uit te stellen?
A
d
B
t
C
dt

Slide 30 - Quizvraag

Het is belangrijk te weten of hij voldoende tijd aan zijn huiswerk bestee_ heeft.
A
d
B
t
C
dt

Slide 31 - Quizvraag

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 32 - Quizvraag

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
d
B
t
C
dt

Slide 33 - Quizvraag

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
d
B
dd

Slide 34 - Quizvraag

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
t
B
tt

Slide 35 - Quizvraag

Die docent had vooral vragen gesteld over de verplich_e leerstof.
A
t
B
tt

Slide 36 - Quizvraag

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
praten
B
praatten

Slide 37 - Quizvraag

Wij wisten niet dat we zo lang op uitslagen moesten wach_en.
A
t
B
tt

Slide 38 - Quizvraag

Op die bijeenkomst wor_ je uitgelegd hoe je dat probleem kunt oplossen.
A
d
B
t
C
dt

Slide 39 - Quizvraag

Deze leerling benader_ zijn docenten nogal agressief.
A
d
B
t
C
dt

Slide 40 - Quizvraag

Met genoegen kan ik u meedelen dat ik zijn opvolger een goede docent vin_.
A
d
B
dt

Slide 41 - Quizvraag

Dat het de leerlingen zo veel moeite zou kos_en, had ik niet verwacht.
A
t
B
tt

Slide 42 - Quizvraag

Toen de minister de begroting behandel_ had, kreeg hij van alle kanten kritische vragen.
A
d
B
dt

Slide 43 - Quizvraag

“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
d
B
dt

Slide 44 - Quizvraag

Je moet iemand geen cijfer geven als je hem niet geloof_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 45 - Quizvraag

Je moet haar wel helpen als je het beloof_ hebt.
A
d
B
t
C
dt

Slide 46 - Quizvraag

Alle beantwoor_e vragen liet die docent door een collega lezen.
A
d
B
dd

Slide 47 - Quizvraag

Het is ons beleid dat een docent een vraag van een leerling binnen drie werkdagen
beantwoor_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 48 - Quizvraag