Taalkunde (apostrof, koppelteken en ww-spelling)

Taalkunde (introductie)
Vandaag: leestekens in woorden
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Welke zin telt het minste aantal fouten?

'S morgens is het voor een niet roker erg vervelend om door de muur van sigaretten rook te moeten lopen.

Hoewel het veel minder gebeurd dan vroeger word er wel degelijk teveel gerookt door jongeren die toch nog vatbaar blijken.

Omdat Frits ouders fanatieke antirokers zijn krijgt hij met kerst € 100 mits hij zich aan de afspraken houd dat is vastgelegd in een document.

Word je aangemoedigd om sigaretten en vapes links te laten liggen ga je toch in op een aanbod om met andere HAVO leerlingen zo'n stinkstok op te steken.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Taalkunde (introductie)
Vandaag: leestekens in woorden
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Welke zin telt het minste aantal fouten?

'S morgens is het voor een niet roker erg vervelend om door de muur van sigaretten rook te moeten lopen.

Hoewel het veel minder gebeurd dan vroeger word er wel degelijk teveel gerookt door jongeren die toch nog vatbaar blijken.

Omdat Frits ouders fanatieke antirokers zijn krijgt hij met kerst € 100 mits hij zich aan de afspraken houd dat is vastgelegd in een document.

Word je aangemoedigd om sigaretten en vapes links te laten liggen ga je toch in op een aanbod om met andere HAVO leerlingen zo'n stinkstok op te steken.

Slide 1 - Tekstslide

Taalkunde (introductie)
Vandaag: leestekens in woorden
Materiaal: module, schrift, pen
Geef antwoord op de vraag:
Welke zin telt het minste aantal fouten?

'S morgens 's Morgens is het voor een niet-roker erg vervelend om door de muur van sigarettenrook te moeten lopen.

Hoewel het veel minder gebeurd gebeurt dan vroeger wordt er wel degelijk te veel gerookt door jongeren, die toch nog vatbaar blijken.

Omdat Frits' ouders fanatieke anti-rokers zijn, krijgt hij met Kerst € 100, mits hij zich aan de afspraken houdt, dat is die zijn vastgelegd in een document.

Word je aangemoedigd om sigaretten en vapes links te laten liggen, ga je toch in op een aanbod om met andere HAVO leerlingen havoleerlingen zo'n stinkstok op te steken.

Slide 2 - Tekstslide

Vorige weken
Je bent bijna alle onderdelen van taalkunde behandeld
(meest recent: komma en dubbele punt en de uitbreidende en beperkende bijvoeglijke bijzin)
Deze les
Je leert in sneltreinvaart (dus: aantekeningen maken) meer over hoofdletters, koppeltekens en de apostrof.
Vooruitblik
Vandaag: instructie over hoofdletter, koppelteken en apostrof
Donderdag: afronden van deze module

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijke bijzin?
een bijzin die als nabepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat. Een bijvoeglijke bijzin is nooit een zelfstandig zinsdeel, maar altijd een deel van een zinsdeel. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden:
Het meisje dat mij gisteren belde, heeft nu al een andere date.
De docent die in lokaal 95 zit, is al weken ziek.
De regen die voorspeld was, is niet gekomen. 


Slide 5 - Tekstslide

Er zijn twee soorten:
1) de beperkende bijvoeglijke bijzin
2) de uitbreidende bijvoeglijke bijzin

Slide 6 - Tekstslide

beperkende bijvoeglijke bijzin
Een beperkende bijzin specificeert (beperkt) de betekenis van het zelfstandig naamwoord, en kan daarom niet weggelaten worden.
(maakt de groep kleiner)

Slide 7 - Tekstslide

beperkend: 

Sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn, kun je beter niet eten.
(Als je de bijzin weghaalt, klopt je zin niet meer!)

Slide 8 - Tekstslide

uitbreidende bijvoeglijke bijzin
Een uitbreidende bijzin geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord en kan weggelaten worden.

Slide 9 - Tekstslide

uitbreidend: 

Sinaasappels, die veel vitamine C bevatten, kunnen een verkoudheid voorkomen.
(Als je de bijzin weghaalt, klopt je zin nog steeds!)

Slide 10 - Tekstslide

uitleg
Sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn, kun je beter niet eten.

In de eerste zin is er geen korte rust voor de bijzin die nog niet helemaal oranje zijn. Ook krijgt de bijzin bijzondere nadruk. 
Zoals je ziet kun je deze bijzin niet weglaten: het gaat puur om sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn.

Slide 11 - Tekstslide

uitleg
Sinaasappels, die veel vitamine C bevatten, kunnen een verkoudheid voorkomen.

In de tweede zin hoor je een korte rust voor de bijzin die veel vitamine C bevatten. Ook krijgt deze bijzin een lagere toon dan de hoofdzin. 
Deze bijzin geeft extra informatie en kun je daarom weglaten.

Slide 12 - Tekstslide

let op!
Let op: vóór een beperkende bijzin zet je geen komma, vóór een uitbreidende bijzin wel.

Slide 13 - Tekstslide

verschil
De volgende twee voorbeeldzinnen maken duidelijk hoe belangrijk een komma kan zijn: 

Slide 14 - Tekstslide

Beperkend:  
De jongens die te laat waren, moesten schoolblijven.  
Uitbreidend:  
De jongens, die te laat waren, moesten schoolblijven.

In de eerste zin zijn er ook nog jongens die niet te laat waren.
In de tweede zin zijn alle jongens te laat.

Slide 15 - Tekstslide

beperkende bijvoeglijke bijzin
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
De opdrachten die je nog niet helemaal begrijpt, kun je beter nog een keer herhalen.
Het nummer, dat op Spotify te beluisteren is, is mateloos populair onder jongeren.
De gemeente waarschuwt jongeren die zich niet houden aan de RIVM-maatregelen.
De Nederlandse journalisten die weigerden de verklaring te ondertekenen, mogen de prins niet interviewen.
Tijdens het onweer van gisteren is de eik, die er al twee eeuwen stond, gesneuveld.

Slide 16 - Sleepvraag

persoonlijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Alle mensen kregen een boek.
De jongen die daar was, deed verdacht.
"Ben ik nou zo slim, of zijn jullie zo dom?" riep Van Gaal ooit richting journalisten.
Ik wil dat taartje en die koffie.
Mijn broer is morgen jarig.
Er zijn mensen die denken dat de aarde plat is.
Ieder kind heeft recht op goed onderwijs.
Die jongen weet het antwoord.
Het lijkt zeker dat het zo is.
Niets is, wat het lijkt.
Wijst niet een specifiek iets of persoon aan, maar iets algemeens.
Verbindt twee zinnen of zinsdelen met elkaar.
Het woord verwijst naar iets wat eerder is genoemd.
Verwijst (meestal) naar levende wezens.
Verwijst nadrukkelijk naar een specifiek iets of iemand.

Slide 17 - Sleepvraag

Hoofdletters
Hierbij volgen de belangrijkste regels betreffende het gebruik van hoofdletters.

1. Het eerste woord van de zin begint met een hoofdletter.
Hij was gisteren jarig.
's Avonds werkt de schrijver aan een roman.

2. Wanneer je de directe rede gebruikt, begint dat deel van de zin met een hoofdletter.
Bastiaan riep luid: 'Dat is niet normaal!'


3. Familienamen, voornamen, talen, kerkelijke feestdagen, aardrijkskundige namen, kranten, tijdschriften, merknamen.
de familie Kruijs, Joost, Duits, Kerstmis, de Volkskrant, Pasen, Peugeot, Pepsi, Moederdag, Frankrijk, Voetbal International

4. Bevolkingsgroepen en woorden die afgeleid zijn van woorden die je met een hoofdletter schrijft
Brabander, Palestijn, Oost-Groningers, Engelstalig

Slide 18 - Tekstslide

Let op: in deze situaties gebruik je géén hoofdletter (maar doen mensen dat wel)

1. Meestal niet na een dubbele punt
Het volgende staat op het menu: pasta, rijst en brood
(wél als er een citaat volgt: Jan zei blij verrast: 'Natuurlijk wil ik mee!')

2. Historische perioden, maanden, seizoenen
middeleeuwen, steentijd, januari, lente
(Let op: historische gebeurtenissen krijgen wél een hoofdletter: Februaristaking, Oktoberrevolutie, Vrede van Münster)

3. Opleidingen en vakken
havo, vwo, hbo, geschiedenis, biologie

Slide 19 - Tekstslide

goed
geschreven
fout
geschreven
zuid-Hollander
Spaanssprekend
MBO-opleiding
Pinksteren
Jan de Vries
'S morgens
kabinet-Rutte
renaissance
bevrijdingsdag
vwo-diploma
god
Islam
Indiaan
Noord-Spaanse
Aardijkskunde
oktober

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

koppelteken -
Basisregel in het Nederlands:
Je schrijft samenstellingen aan elkaar
Voet+bal = voetbal
Voet+bal+schoenen = voetbalschoenen
(Engels: soccer shoes)

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer een koppelteken?
Bij cijfers, letters en andere tekens
50-plusser, T-shirt, $-teken, 112-melding

Bij dubbele achternamen
Mevrouw Van der Wal-De Vries

Bij een functie, rang of titel
minister-president Rutte, assistent-trainer

Bij een combinatie met niet-, ex-, non-, oud (voorbepaling)
Non-alcohol, ex-vriendin, niet-roker, oud-voorzitter

Bij afkortingen, klinkerbotsingen en tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
cd-speler, EU-landen, gala-avond, mee-eten, diploma-uitreiking, woon-werkverkeer

Slide 23 - Tekstslide

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
NAVO landen
aids vaccin
Amsterdam West
X benen
Frans man
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
niet roker
© teken
Zuid Afrikaans
pvda politicus
semi prof
mee eten
maandag ochtend
stage uren
stage plaats
niet officieel
CL loting

Slide 24 - Sleepvraag

apostrof
Is het Sophies klas of Sophie´s klas?

Slide 25 - Tekstslide

Algemene regel
De bezits-s wordt in principe aan een naam vastgeschreven.

Piets weerbericht
Mariekes vriendin
Jans vakantie

Slide 26 - Tekstslide

Uitzonderingen
Verandert de s de de uitspraak van de voorgaande klank?
Gebruik dan een apostrof. (één enkele a, i, o, u of y of een e die als [ee] klinkt)

Anna's fiets
Enschede's voetbalclub
Luca's bril
Naomi's idee
Coby's bagage

Slide 27 - Tekstslide

Zijn de woorden hiernaast goed of fout gespeld?

fout
goed
Tom's auto
Max' tentamen
Tamara's idee
Sophies vriendin
drive-inwoning
assistenttrainer
minimumloon
layout
baby'tje
vwo-ers
Paasmaandag
3 jarig kind
allergieën
bacteriën
assurantieën
ideën
on-Nederlands
café's

Slide 28 - Sleepvraag

verleden tijd
+te
verleden tijd
+de
verleden tijd
sterk werkwoord
(klankverandering)
surfen
verhuizen
lachen
stressen
brainwashen
appen
mixen
ervaren
herhalen
verdoven
kloppen
bederven
buigen
zwijgen
verbazen
updaten

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Tekstslide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
d
B
t
C
dt

Slide 31 - Quizvraag

Vin_ je het een probleem die toets nog even uit te stellen?
A
d
B
t
C
dt

Slide 32 - Quizvraag

Het is belangrijk te weten of hij voldoende tijd aan zijn huiswerk bestee_ heeft.
A
d
B
t
C
dt

Slide 33 - Quizvraag

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 34 - Quizvraag

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
d
B
t
C
dt

Slide 35 - Quizvraag

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
d
B
dd

Slide 36 - Quizvraag

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
t
B
tt

Slide 37 - Quizvraag

Die docent had vooral vragen gesteld over de verplich_e leerstof.
A
t
B
tt

Slide 38 - Quizvraag

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
praten
B
praatten

Slide 39 - Quizvraag

Wij wisten niet dat we zo lang op uitslagen moesten wach_en.
A
t
B
tt

Slide 40 - Quizvraag

Op die bijeenkomst wor_ je uitgelegd hoe je dat probleem kunt oplossen.
A
d
B
t
C
dt

Slide 41 - Quizvraag

Deze leerling benader_ zijn docenten nogal agressief.
A
d
B
t
C
dt

Slide 42 - Quizvraag

Met genoegen kan ik u meedelen dat ik zijn opvolger een goede docent vin_.
A
d
B
dt

Slide 43 - Quizvraag

Dat het de leerlingen zo veel moeite zou kos_en, had ik niet verwacht.
A
t
B
tt

Slide 44 - Quizvraag

Toen de minister de begroting behandel_ had, kreeg hij van alle kanten kritische vragen.
A
d
B
dt

Slide 45 - Quizvraag

“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
d
B
dt

Slide 46 - Quizvraag

Je moet iemand geen cijfer geven als je hem niet geloof_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 47 - Quizvraag

Je moet haar wel helpen als je het beloof_ hebt.
A
d
B
t
C
dt

Slide 48 - Quizvraag

Alle beantwoor_e vragen liet die docent door een collega lezen.
A
d
B
dd

Slide 49 - Quizvraag

Het is ons beleid dat een docent een vraag van een leerling binnen drie werkdagen
beantwoor_.
A
d
B
t
C
dt

Slide 50 - Quizvraag