1/4 HOOFDSTUK 1 WAT JE MOET WETEN

• Retail
• MBO
• Studiejaar 1

Boekje 1 van 4

H1 Wat je moet weten

1. GOEDEREN

1. Je bestelt als klant iets online. Maak in Word een verslag  / een strip of een fotoverhaal waarin je het volgende uitlegt:

• Waar en wat je besteld hebt
•  Hoe je besteld hebt
• Hoe de winkel de bestelling verwerkt
• Waar de medewerkers het pakje klaarmaken
• Wie het pakje naar je huis brengt
• Mail je verslag naar [e-mail]

2. MAGAZIJNEN

2. Wat is een open magazijn? Typ je antwoord of voeg een plaatje toe.

3. Wat is een gesloten magazijn? Typ je antwoord of voeg een plaatje toe.

4. Wat voor soort magazijn heeft een supermarkt?

1. Open magazijn
2. Gesloten magazijn

3. OPSLAGSYSTEMEN

5. Wat is een voordeel van het vaste locatiesysteem?

6. Wat is een nadeel van het vaste locatiesysteem?

7. Bij welk systeem gebruik je de vrije ruimte in het magazijn het best?

4. 

MAGAZIJNSTELLINGEN

8. Wat voor soort stelling zie je hier?

1. Palletstelling
2. Inrijstelling
3. Doorrijstelling
4. Legbordstelling

8. Wat voor soort stelling zie je hier?

1. Palletstelling
2. Inrijstelling
3. Doorrijstelling
4. Legbordstelling

8. Wat voor soort stelling zie je hier?

1. Palletstelling
2. Doorrolstelling
3. Doorrijstelling
4. Legbordstelling

8. Wat voor soort stelling zie je hier?

1. Palletstelling
2. Inrijstelling
3. Doorrijstelling
4. Legbordstelling

5. 

VERPAKKINGEN

9. Wat is het verschil tussen een transportverpakking en een consumentenverpakking?

10. Wat is het verschil tussen collo en colli?

11. Geef twee voorbeelden van artikelen die in een blisterverpakking zitten.

12. Maak een fotocollage van verschillende soorten verpakkingen

• Je mag je collage maken in Word, Canva, Paint of op papier. Heb je een ander idee? Overleg het met je docent.
• Zet bij elke verpakking de juiste benaming.
• Klaar? Mail je fotocollage naar [e-mail]

6. SYMBOLEN OP OMVERPAKKINGEN

13. Wat betekent dit etiket?

14. Wat betekent dit etiket?

15. Wat betekent dit etiket?

16. Wat betekent dit etiket?

17. Wat betekent dit etiket?

18. Wat betekent dit etiket?

19. Wat betekent dit etiket?

20. Wat betekent dit etiket?

7. 

DE VOORRAAD

21. Waarom is het belangrijk dat elk artikel in het voorraadsysteem staat?

22. Is het aantal stuks dat in het magazijn ligt en het aantal stuks in het voorraadsysteem altijd hetzelfde? Leg je antwoord uit.

8. 

LIFO & FIFO

23. Wat is LIFO opslaan?

24. Wat is FIFO opslaan?

25. Zet de data FIFO:
03-05 / 09-05 / 01-05 / 01-05 / 09-04 / 15-05

26. Noem twee artikelen die je FIFO moet opslaan.

27. Noem twee artikelen die je LIFO moet opslaan.

9. 

DERVING

28. Noem 3 tips om derving te voorkomen

11. 

ARBOWET

29. Je wilt tijdens het lossen veilig en gezond werken. Hoe kun je daar bij het voorbereiden al rekening mee houden? Noem 3 voorbeelden

30. Welke klachten kun je als werknemer krijgen doordat je te veel en te zwaar tilt?

31. Leg uit hoe je op de juiste manier tilt.

10. 

VEILIG WERKEN

32. Als medewerkers niet veilig en gezond werken, kunnen ze ziek worden. Waarom kost ziekteverzuim de werkgever veel geld?

EINDE