Oefentoets H. 1, 2, 3

Oefentoets
Hoofdstuk 1, 2 en 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Hoofdstuk 1, 2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Noem drie beroepen die passen bij zorg en welzijn.

Slide 2 - Open vraag

Wat bedoelt men met een voedingspatroon?
A
De eetgewoonten van iemand.
B
Wat je op een dag mag eten.
C
Voeding dat je in de supermarkt kunt kopen
D
Wat je op een dag moet eten volgens de voedingswijzer.

Slide 3 - Quizvraag

Bij een gezonde maaltijd samenstellen houd je rekening met het gebruik van niet te veel:
A
Suiker en kruiden.
B
Vet, vlees en groenten.
C
Zout vet en suiker
D
Aardappelen vlees en groenten.

Slide 4 - Quizvraag

Waardoor ontstaat een verkeerde leefstijl?
A
Gewoonten en verleidingen.
B
Gewoonten en diëten.
C
Sporten en fietsen.
D
Hart en vaatziekten en snacken.

Slide 5 - Quizvraag

Het lichaam gebruikt eiwitten…
A
Als bouwstof voor lichaamscellen.
B
Om in energie om te zetten.
C
Voor versterking van je botten.
D
Voor verbranding van vet.

Slide 6 - Quizvraag

Aan welke voedingsstof heeft een marathonloper veel behoefte?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 7 - Quizvraag

Met welk dieet moet je het meest opletten dat je genoeg vitamine B12 binnen krijgt?
A
Glutenvrij
B
Lactosevrij
C
Veganistisch
D
Vegetarisch

Slide 8 - Quizvraag

Welk mineraal heb je extra nodig als je bloedarmoede hebt?
A
IJzer
B
Kalium
C
Magnesium
D
Zink

Slide 9 - Quizvraag

Leg het verschil uit tussen macro en micro voedingsstoffen.

Slide 10 - Open vraag

Heeft ei meer verzadigde vetten of meer onverzadigde vetten?
A
Meer verzadigd vet
B
Meer onverzadigd vet

Slide 11 - Quizvraag

Heeft frituurolie meer verzadigde vetten of meer onverzadigde vetten?
A
Meer verzadigd vet
B
Meer onverzadigd vet

Slide 12 - Quizvraag

Heeft roomboter meer verzadigde vetten of meer onverzadigde vetten?
A
Meer verzadigd vet
B
Meer onverzadigd vet

Slide 13 - Quizvraag

Water is erg belangrijk voor het functioneren van ons lichaam. In welke lichaamsprocessen speelt water een belangrijke rol? Geef één voorbeeld.

Slide 14 - Open vraag

Welke vitamine zit veel in de afgebeelde voedingsmiddelen?
A
Vitamine A
B
Vitamine C
C
Vitamine E
D
Vitamine K

Slide 15 - Quizvraag

Lees de volgende stellingen en geef daarna het juiste antwoord.

Stelling I: Voor een gezond gewicht en het behoud daarvan moet je net zoveel energie eten als je verbruikt.
Stelling II: Energiebalans betekent dat je net zoveel voedingstoffen zoals vitaminen en mineralen binnen krijgt als je nodig hebt.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling lI is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Gebakken kip wordt afgeraden voor zwangere vrouwen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Gerookte zalm wordt afgeraden voor zwangere vrouwen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat kan je kan doen om veilig om te gaan met eten als het gaat om: scheiden

Slide 19 - Open vraag

In welk vak van de schijf van vijf hoort tofu thuis?
A
Brood, graanproducten en aardappelen.
B
Groente en fruit.
C
Smeer- en bereidingsvetten.
D
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de functie van een conserveringsmiddelen?
A
Ervoor zorgen dat het voedingsmiddel er beter uitziet.
B
Ervoor zorgen dat het voedingsmiddel gezonder is.
C
Ervoor zorgen dat het voedingsmiddel langer houdbaar is.
D
Ervoor zorgen dat het voedingsmiddel meer smaak krijgt.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een voedingsclaim?
A
Er is rekening gehouden met het milieu.
B
Het product heeft invloed op je gezondheid.
C
Het zegt iets over de samenstelling van het product.
D
Een toevoeging aan een product.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom is het goed dat er keurmerken op een verpakking staan? Geef minstens één reden.

Slide 23 - Open vraag

Na de vakantie
4 november: toets H. 1, 2 en 3 + inleveren PO 3.3 (ELO)

Slide 24 - Tekstslide