Vergelijkingen (letterlijk en figuurlijk taalgebruik)

Maandag, 24 maart 2024
Ik kan/weet:

  • het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.
  • benoemen welke soorten beeldtaal en zijn en uitleggen waarom beeldtaal bestaat.

Pak nu eerst je leesboek, want we gaan in stilte lezen!
timer
20:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Maandag, 24 maart 2024
Ik kan/weet:

  • het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.
  • benoemen welke soorten beeldtaal en zijn en uitleggen waarom beeldtaal bestaat.

Pak nu eerst je leesboek, want we gaan in stilte lezen!
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ook wel beeldspraak genoemd

Slide 3 - Tekstslide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 4 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen = je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 5 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.


'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen:

je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

 Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 7 - Tekstslide

Nu even oefenen!

Slide 8 - Tekstslide

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Cursus 4 Taal, § 6 Letterlijk en figuurlijk opdracht 2

Slide 13 - Tekstslide

Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik): de vergelijking
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om eigenschappen van iets of iemand (het object) te benadrukken. 
Beeld en object staan naast elkaar.

Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 14 - Tekstslide

vergelijking met als
Bij de vergelijking met als geef je met het woordje 'als' aan welk beeld er bij het object hoort:

Ik ben zo mager      als      een lat.
(object: mager)                   (beeld: een lat)

Slide 15 - Tekstslide

vergelijking met van
Bij een vergelijking met van wordt het woordje 'van' gebruikt om het beeld met het object te verbinden:

Wat een kast    van    een huis!
         (beeld)                    (object)

Bij deze vorm van vergelijkingen staat het beeld vóór het object.

Slide 16 - Tekstslide

vaste vergelijking 
Vergelijking met 'Zo ... als ... ' , waarbij het eerste deel van de vergelijking ('zo...') een vast vervolg heeft.

Voorbeelden:
Zo groen als gras.
Zo sterk als een paard.
Zo vast als een huis.
 

Slide 17 - Tekstslide

cliché
Te veel gebruikte vergelijking of uitdrukking, waardoor de betekenis verzwakt is.

Slide 18 - Tekstslide

zelf aan de slag
Maak opdrachten 2 t/m 5 (blz. 101)

Klaar? Maak opdracht 6 (dit mag in tweetallen)

Slide 19 - Tekstslide

Beeldtaal
-Vorm van taal.
-Beeld zonder woorden/beeld met weinig woorden.
Voorbeelden van beeldtaal:
- Pictogram: symbool of eenvoudig plaatje dat een tekst vervangt.
- Emoji: afbeelding die je op social media gebruikt om iets duidelijk te maken.

Slide 20 - Tekstslide

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Boek: blz. 100 t/m 103
Online: Cursus Taal § 6 + 7

Heb je een vraag? Steek je vinger op!

timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Voor de volgende les...
  • kan ik het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.
  • benoemen welke soorten beeldtaal er zijn en uitleggen waarom beeldtaal bestaat.

Maken:
- Boek: blz. 100-103
- Online: Cursus 4 Taal, § 6 + 7

Let op: volgende week boekendoos meenemen!

Slide 23 - Tekstslide