THV2 | Grammatica blok 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

GRAMMATICA: blok 1 en 2

Je neemt deze LessonUp zelfstandig en serieus door. Je mag vragen stellen aan mij (hand opsteken). 

Let op: dit is allemaal herhaling, dus het is heel belangrijk dat je deze stof na deze LessonUp écht begrijpt.

Welke verschillende
voornaamwoorden ken je?

Maak een zin met twee bezittelijk voornaamwoorden.

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

Wederkerig voornaamwoord

Wij maken ons geen zorgen

Wij geven elkaar een hand

Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?

Ik vergis me dagelijks in zijn naam.

Het meisje verstopt zich achter de kast.

De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Op de volgende slide word je 

doorgestuurd naar Cambiumned

Maak alleen zin 1 t/m 5. Maak een screenshot van jouw antwoorden en lever die in op de slide daarna.

https:

Lever hier een screenshot in
van jouw antwoorden (zin 1 t/m 5)
van de vorige slide.

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!

Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.

Wat is geen vragend voornaamwoord?

1. Welke
2. Wat
3. Wanneer
4. Wie

Bij de-woorden gebruik je die of deze.

Bij het-woorden gebruik je dat of dit.

1. Waar
2. Niet waar

Pak je oortjes erbij!

Er kunnen vanaf nu slides langskomen met luisterfragmenten.

Klik op het geluidsicoontje en luister naar de uitleg.

Uitleg betrekkelijk voornaamwoord

Ik heb geen idee wat hij heeft gekocht.

"Wat" is hier een...

1. Betrekkelijk voornaamwoord
2. Vragend voornaamwoord

Was dat het engste wat je ooit heb meegemaakt?
"Wat" is hier een...

1. Betrekkelijk voornaamwoord
2. Vragend voornaamwoord

Leg uit waarom "wat" in de vorige zin een betrekkelijk voornaamwoord is, terwijl het wel een vraagzin is

"Wat" als onbepaald voornaamwoord

Niemand vertelt mij iets!

Het onbepaald voornaamwoord is...

1. Niemand en mij
2. Mij en iets
3. iets
4. Niemand en iets

Ik dacht dat ik wat hoorde!

"Wat" is hier een...

1. Vragend voornaamwoord
2. Onbepaald voornaamwoord
3. Betrekkelijk voornaamwoord
4. Aanwijzend voornaamwoord

Heb je dit deel over de voornaamwoorden begrepen? Heb je nog vragen/onduidelijkheden?

Dan gaan we nu wat herhalen:

- bijstelling

- bijwoordelijke bepaling

- bijvoeglijke bepaling

Maak een zin met twee bijwoordelijke bepalingen.

Uitleg bijvoeglijke bepaling

Typ deze zin over en voeg twee bijvoeglijke bepalingen toe:
De vrouw eet haar lunch in een café.

Uitleg bijstelling

Typ deze zin over en voeg twee bijstellingen toe:
De vrouw eet haar lunch in een café.

De vrouw uit Frankrijk eet fruit.

"uit Frankrijk" is een...

1. bijstelling
2. bijvoeglijke bepaling
3. bijwoordelijk bepaling

De vrouw, een Franse dame, eet fruit.

"een Franse dame" is een...

1. bijstelling
2. bijvoeglijke bepaling
3. bijwoordelijk bepaling

De vrouw eet fruit in Frankrijk.

"in Frankrijk" is een...

1. bijstelling
2. bijvoeglijke bepaling
3. bijwoordelijke bepaling

Goed gewerkt!
Zijn er nog onderdelen onduidelijk?