In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 12 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
8.3 & 8.4 Samen werken aan ontwikkeling?
VMBO GL KLAS 3
Slide 1 - Tekstslide
In de vorige les leerde je:
- het verschil tussen de EU en de EMU;
- de invloed van wisselkoersschommelingen op de
export en import.
Slide 2 - Tekstslide
Juist of onjuist? In alle landen van Europa kun je met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Juist of onjuist? De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
In deze les leer je:
- over de internationale concurrentiepositie;
- welke protectiemaatregelingen er zijn;
- dat internationale arbeidsverdeling ontstaat door
vrijhandel.
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer heb je een goede concurrentiepositie als land?
Goede kwaliteit goederen/diensten leveren
Goed onderwijs
Goede infrastructuur
Investeren in innovaties
Lage lonen
Slide 6 - Tekstslide
VRIJHANDEL
(globalisering)
Gevolg: internationale arbeidsverdeling =
productie vindt plaats in
het land waar dit het goedkoopste / beste kan.
PROTECTIONISME
(handelsbelemmeringen)
invoerrechten
contingentering
exportsubsidie
Invoerverbod
Doel: eigen bedrijfsleven beschermen t.o.v. concurrentie buitenland.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Wat heb je geleerd?
Slide 9 - Tekstslide
Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen
Slide 10 - Quizvraag
Juist of onjuist? Binnen de EU is er altijd sprake van vrijhandel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van de
het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven
Slide 12 - Quizvraag
Als er een maximaal aantal producten mag worden ingevoerd, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod
Slide 13 - Quizvraag
Als de overheid extra geld geeft aan exporterende bedrijven, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod
Slide 14 - Quizvraag
Wat gaan we vandaag doen?
In deze les leer je:
- over vormen van ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking.
- over het inkomen per hoofd van de bevolking;
- welke andere factoren de welvaart van een land bepalen;
- over de vicieuze cirkel waarin een ontwikkelingsland zich bevindt;
Slide 15 - Tekstslide
Ontwikkelingsland
Slide 16 - Woordweb
Slide 17 - Video
Ontwikkelingslanden zijn:
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen waar de productie en inkomens hoog zijn
C
landen met weinig analfabetisme
D
landen waar de productie en inkomens laag zijn
Slide 18 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
Slechte infrastructuur
B
Monocultuur
C
Snelle bevolkingsgroei
D
Weinig analfabetisme
Slide 19 - Quizvraag
Kenmerken van ontwikkelingslanden:
snelle bevolkingsgroei;
lage levensverwachting en hoog sterftecijfer;
slechte gezondheidszorg;
gebrekkige scholing --> veel analfabetisme;
slechte infrastructuur;
veel werkloosheid;
vaak monocultuur.
Monocultuur: de export bestaat uit één (of enkele) producten
Slide 20 - Tekstslide
Nationaal inkomen
= het totaal van alle inkomens van de inwoners van een land per jaar (huur, loon, rente, winst).
Je kunt pas landen met elkaar vergelijken als je het inkomenper hoofd van de bevolking weet.
Inkomen per hoofd = nationaal inkomen : aantal inwoners
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Inkomen per hoofd van de bevolking =
A
het nationale inkomen
B
het inkomen per persoon
Slide 23 - Quizvraag
Wat bepaalt de welvaart in een land?
A
het inkomen per hoofd van de bevolking
B
de inkomensverdeling van een land
C
de hoeveelheid
informele productie
D
de hoogte van de prijzen
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Video
Welvaart wordt ook bepaald door:
hoe de verdeling van het inkomen is;
hoeveel informele productie en zelfvoorziening er zijn;
de hoogte van de prijzen.
Slide 26 - Tekstslide
Inkomensverdeling betekent:
A
de manier waarop de mensen hun geld verdienen
B
de manier om waarbij het geld eerlijk verdeeld wordt
C
de manier waarop het inkomen is verdeeld over de mensen
Slide 27 - Quizvraag
De vicieuze cirkel van armoede
Slide 28 - Tekstslide
Vormen van ontwikkelingshulp
Structurele hulp
Noodhulp
Hulp om mensen te laten overleven (vaak bij natuurrampen)
Hulp voor de lange termijn, met als doel dat ontwikkelingslanden economisch zelfstandig worden.
Gebonden hulp
Wanneer een land dat hulp biedt aan een ontwikkelingsland, voorwaarden stelt aan die hulp.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Wat heb je geleerd?
Slide 31 - Tekstslide
Hulp om de ergste gevolgen van een natuurramp of oorlog op te vangen is een vorm van ...
A
noodhulp
B
structurele hulp
C
gebonden hulp
Slide 32 - Quizvraag
Hulp die een blijvende oplossing biedt voor een ontwikkelingsland is een vorm van ...
A
noodhulp
B
structurele hulp
C
gebonden hulp
Slide 33 - Quizvraag
m. opg. 36, 37, 38 en 42
Slide 34 - Tekstslide
extra uitleg/
verdieping
Slide 35 - Tekstslide
www.vpro.nl
Slide 36 - Link
Opgave 36, 37, 38 en 42.
36
a 1. slechte infrastructuur
2. veel analfabetisme door een gebrek aan scholing
3. slechte gezondheidszorg
4. ondervoeding en gebrek aan schoon drinkwater
b Uiteindelijk kun je met een betere infrastructuur sneller grondstoffen en producten aan- en afvoeren, waardoor de productie stijgt en er meer werkgelegenheid komt.
(Op de korte termijn levert het werk op voor mensen die bijvoorbeeld wegen aanleggen.)
Slide 37 - Tekstslide
Opgave 36, 37, 38 en 42.
38
Bijvoorbeeld:
- Rijke landen geven geld om te investeren in betere landbouwmachines.
- Rijke landen kopen voor een hogere prijs producten uit het ontwikkelingsland hogere opbrengsten.
Slide 38 - Tekstslide
Opgave 36, 37, 38 en 42.
42
Ontwikkelingslanden moeten de leningen toch aflossen èn er rente over betalen. Ze hebben hier vaak geen geld voor. Hierdoor nemen hun schulden steeds toe en is er geen uitzicht op een oplossing.