Domein G

Domein G
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Domein G

Slide 1 - Tekstslide

Risicoavers
Persoon die risico's zoveel mogelijk probeert te vermijden. 

- Spaart geld ipv (risicovol) beleggen
- Met 30 km/h de skipiste af ipv 100 km/h
- Doet normaal gesproken niet mee aan loterijen
- Verzekeren zich bij twijfel
Risicoaversie verschilt per persoon en is subjectief. 

Slide 2 - Tekstslide

Informatie asymmetrie 
Verzekeraar weet niet alle risico's van de klanten, klanten weten dat zelf vaak wel: verschil in informatie tussen 2 partijen = informatie asymmetrie

Daardoor rekenen ze een 'gemiddelde premie' zodat alle kosten worden gedekt. 

Slide 3 - Tekstslide

Transactiekosten info-asymmetrie
Een klant gaat naar de bank voor een lening

De bank moet de klant scannen op zijn/haar risicoprofiel. Er moeten een vragenlijst worden ingevuld, loonstrook, werkgeversverklaring...

Allemaal extra kosten (tijd + moeite) om een transactie 

Slide 4 - Tekstslide

Transactiekosten
Extra kosten bij het aangaan van een ruil.

Marktplaats: je koopt iets, maar moet ook onderzoek doen of iets goed is, moet erheen rijden, veel tijd om marktonderzoek te doen.

Tijd zijn in dit geval de transactiekosten.

Slide 5 - Tekstslide

Beurt auto - info asymmetrie
Jij weet als klant weinig van de kosten van reparaties

De garage kan dus zeggen dat er heel veel arbeid nodig is om de problemen te verhelpen. 

Jij moet dus extra 'transactiekosten' maken om dit probleem op te lossen (inhuren specialist bijvoorbeeld)

Slide 6 - Tekstslide

Onderpand
Door onderpand kun je makkelijker krediet krijgen (lening)/ lenen omdat de bank binder risico loopt op wanbetaling. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Onderpand
De bank kan je huis verkopen als je het maandbedrag niet betaalt.
Stel: Hypotheek €200.000
Waarde huis: €350.000

Bank heeft weinig risico, want bij wanbetaling verkopen zij het huis. Bank heeft recht op onderpand. 

Slide 9 - Tekstslide

Model waarbij de ene actor (de principaal)
taken vaststelt en opdrachten geeft die de andere actor (de agent) uitvoert
tegen een bepaalde beloning (en bij slechte uitvoering komt er een straf)
 
Drie kenmerken, altijd noemen in je antwoorden
 1. principaal en agent hebben verschillende belangen
 2. informatie is asymmetrisch
 3. er is sprake van transactiekosten

Principaal-agentmodel

Slide 10 - Tekstslide

Principaal-agent probleem:
Let bij elk principaal-agent probleem op drie elementen:
1. Wie huurt wie in: wie is de principaal en wie de agent?
2. Eigenbelang:  waarin hebben de twee partijen een
    (conflicterend) belang/doel?
3. Asymmetrische informatie: op welke wijze heeft 
de agent meer informatie dan de principaal? 
4. Wat zijn de transactiekosten?

Slide 11 - Tekstslide

ZZP'er aannemen om huis te bouwen
1) Doel klant: Zo'n goed mogelijk huis. (huurt ZZP'er in)
Doel ZZP: Zo snel mogelijk werken en zoveel mogelijk nieuwe opdrachten. 
2) Informatie-asymmetrie: Werkt hij hard en doet hij goed werk?
3) Extra controles, specialisten inschakelen. Kijken of hij doorwerkt?




Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een principaal-agent probleem kan op twee manieren worden opgelost:
I    Zorg ervoor dat de agent hetzelfde belang krijgt als de principaal
     --> bijv. prikkelcontracten (= contracten die ervoor zorgen dat de
           principaal en de agent dezelfde doelstellingen hebben)
II   Verminder de asymmetrische informatie
      --> als de principaal meer informatie heeft, kan de agent minder
            goed zijn eigenbelang nastreven
      --> bijv. benchmarks (= de gemiddelde prestatie van vergelijkbare
            agenten) of een second opinion (= de mening over de prestatie
            van de agent door een andere agent)
Principaal-agent probleem:

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

AFM, DNB (3.4)
De AFM/DNB (autoriteit financiele markten, de Nederlandsche Bank) houdt toezicht op de financiële markten: op sparen, beleggen, verzekeren, lenen, pensioenen. .

De toezichthouder zorgt dat het publiek, het bedrijfsleven en de overheid vertrouwen houden in de financiële markten. En dat de markten op een duidelijke en eerlijke manier werken.


Slide 16 - Tekstslide

Wanneer verzekeren?
Als jouw individuele risico klein is, verzeker jij je vaak niet. 

Als je een groot risico hebt, dan verzeker je juist wel.

Afweging snappen tussen kosten en risico bij verzekeren. 

Slide 17 - Tekstslide

Risico hangt af van:
Kans op schade x schade


De hoogte van de schade
De kans op schade
Onzekerheid --> Kans op fietsdiefstal is lastig in te schatten

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
In deze klas zitten 25 leerlingen, iedereen met een smartphone
Kans op schade is 5/25 (1/5e dus). De gemiddelde telefoon heeft een waarde van €600.-
Bereken het risico.

1/5 x 600 = €120 (Gemiddelde individuele schade)
120 x 25 = €3000,- (600 x 5 is ook 3000)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Verzekeren en solidariteit
Gebeurt jou niets? Dan betaal je wel premie, maar claim je niets. Je betaalt dus eigenlijk voor de schade van anderen = Solidariteit 

Slide 21 - Tekstslide

Solidariteit bij verzekeren
Met solidariteit bedoelen we vaak dat mensen elkaar helpen vanuit een gevoel van saamhorigheid en verbondenheid zonder dat hier onmiddellijk een tegenprestatie tegenover staat.

In de context van verzekeren, is solidariteit de mate waarin risico’s gedeeld worden met andere verzekerden. Mensen die weinig schade claimen (goede risico’s) dragen in verhouding meer bij dan mensen die veel schade claimen (slechte risico’s).

Slide 22 - Tekstslide

Averechtse selectie
Door informatieasymmetrie rekent verzekeraar gemiddelde premie
Die is voor goede risico's te hoog --> Die stoppen met verzekeren
Slechte risico's blijven over --> Hoge premie

Slide 23 - Tekstslide

Averechtse selectie
10 mensen verzekerd 

5 mensen met 500 euro schade
5 mensen met 100 euro schade

Totale schade: 3000 euro ----Premie per persoon dus 300,-

Slide 24 - Tekstslide

5 goede risico's twijfelen
Die maken 100 euro schade, terwijl ze 300 euro premie betalen. Kortom: de goede risico's stoppen met verzekeren

Slechte blijven over en betalen dus meer: Premie stijgt. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Moral hazard / Moreel wangedrag
Bewust je anders gedragen omdat je toch bent verzekerd:

- Fiets slecht op slot zetten, toch verzekerd 
- Telefoon verzekerd, op tafel laten liggen
- Reisverzekering: niet goed op je spullen letten

Liegen tegen je verzekering is fraude, dat is wat anders

Slide 27 - Tekstslide

Bonus malus
Goed gedrag (geen schade maken) levert korting op
Schade maken --> Minder korting

Mensen worden voorzichtiger en gedragen zich beter --> Gevolg: minder moral hazard & mensen krijgen een premie die bij hun past --> Minder averechtse selectie
Verzekeraar weet hoe je rijdt --> Minder informatieasymmetrie

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Eigen risico
Mensen worden voorzichtiger --> Minder moral hazard 
Moral hazard bij zorgverzeringen komt natuurlijk niet voor (bewust gezondheidsrisico lopen?!?!?)

Eigen risico verlaagt je premie, want het risico van de verzekeraar daalt. 

Slide 31 - Tekstslide

Keuze eigen risico zorg
Je kunt kiezen uit een hoog eigen risico of laag eigen risico.

Kies je hoog? Dan heb je een lage premie. Je verwacht dan dat je niet zo vaak wat hebt. 
Kies je laag? Dan betaal je meer premie en ben je óf heel risico avers, of je weet dat je vaak wat hebt. 
Gevolg: door keuze minder informatie asymmetrie 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video