Orgaan = deel van het lichaam met 1 of meer functies. Orgaanstelsel = groep samenwerkende organen
Borstholte en buikholte gescheiden door middenrif
Cel = kleinste bouwsteen van het lichaam.
Weefsel = groep cellen met zelfde vorm en functie
Organisatieniveaus - organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Basisstof 3
Slide 9 - Tekstslide
Basisstof 4
Dierlijke cellen
Plantaardige cellen
Plastiden
Slide 10 - Tekstslide
Basisstof 5
Chromosomen = lange dunne draden in de celkern bestaande uit eiwit en DNA > informatie over genotype. Alleen zichtbaar onder de microscoop tijdens het delen.
Erfelijke eigenschappen = opgeslagen in DNA.
Chromosomenportret = alle chromosomen gerangschikt in paren
Aantal chromosomen = per individu verschillend
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Basisstof 6
Gewone celdeling - ook wel mitose genoemd. Uit 1 moedercel ontstaan 2 nieuwe cellen > dochtercellen.
Kopiëren - kerndeling - celdeling - plasmagroei
Vorming van nieuwe cellen - elk individu ontstaan uit 1 zaadcel en 1 eicel.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Basisstof 7
Biologisch onderzoek
Werkplan schrijven met een proefgroep en een controlegroep