Zuren en basen, par. 6.3 en 6.4

Zuren en basen, par. 6.3 en 6.4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zuren en basen, par. 6.3 en 6.4

Slide 1 - Tekstslide

H6.3 Wat is een zuur?

Slide 2 - Tekstslide

H6.3 Wat is een zuur?

Slide 3 - Tekstslide

H6.3 Wat is een zuur?

Slide 4 - Tekstslide

zuurrestion
= het negatieve ion dat overblijft als het zuur H+ heeft afgestaan
LET OP:
bij carbonzuren wordt alléén de H van de zuurgroep afgestaan.

Slide 5 - Tekstslide

even oefenen
dit is de structuurformule van
citroenzuur.
Hoeveel H+ kan citroenzuur
afstaan? 
3 H+ -ionen, want citroenzuur heeft 3 zuurgroepen (-COOH)
Citroenzuur is een meerwaardig zuur

Slide 6 - Tekstslide

Een sterk zuur ioniseert volledig in water en hier is dus sprake van een aflopende reactie:
VB: HCl + H2O-> Cl- + H3O+            (of: HCl -> H+ + Cl-)

Een zwak zuur ioniseert gedeeltelijk in water en hier is dus sprake van een gedeeltelijke ionisatie:
VB CH3COOH + H2O <-> H3O+ + CH3COO(of: CH3COOH  <-> CH3COO- + H+)

Slide 7 - Tekstslide

H6.3 Wat is een base?

Slide 8 - Tekstslide

H6.3 Wat is een base?

Slide 9 - Tekstslide

H6.3 Wat is een base?

Slide 10 - Tekstslide

basen
- zijn negatieve ionen (want ze kunnen H+ opnemen)
-zouten waarin deze ionen voorkomen zijn dus basische stoffen
Voorbeeld       NaOH         Na2CO3           K2O           KHCO3
  1.       NaOH  -> Na+ +OH(bij hydroxiden alleen oplosvgl)
  2.      Na2CO3 -> 2 Na+ + CO32- (oplosvgl + reactie negatieve ion met H2O)
           CO32- + H2O <-> HCO3- + OH-

    

noteer & leer

Slide 11 - Tekstslide

basen
- zijn negatieve ionen (want ze kunnen H+ opnemen)
-zouten waarin deze ionen voorkomen zijn dus basische stoffen
Voorbeeld       NaOH         Na2CO3           K2O           KHCO3
uitzondering:             NH3 + H+ -> NH4+  
                          base zonder lading                   
noteer & leer

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen par. 6.4
- je kunt de pH berekenen uit de [H+]
-Je kunt de pOH berekenen uit de [OH-]
- je kunt de [H+] berekenen uit de pH
-Je kunt de [OH-] berkenen uit de pOH
- je kunt de juiste significantie gebruiken bij pH berekeningen 
-Je weet wat een zuur-base indicator is en je kunt aan de hand van de uitslag van een indicator en Binas 52A een indicatie geven van de waarde van de pH

Slide 16 - Tekstslide

de pH schaal
Hoe zuurder de oplossing
hoe ......................... de [H+]
hoe ......................... de pH
Neem over in je schrift

Slide 17 - Tekstslide

pH berekenen

Slide 18 - Tekstslide

[H+] berekenen
Om de [H+] te berekenen uit de pH moet je dus het omgekeerde hebben van de log:

Slide 19 - Tekstslide

Significantie regels pH/[H+] berekeningen
  • Het aantal significante cijfers in de waarde van [H+] bepaalt het aantal decimalen in de brekende pH-waarde
  • Het aantal decimalen in de gegeven pH-waarde bepaalt het aantal significante cijfers in de berekende [H+]

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Een monster regenwater bevat 5,2*10-4 mol H+ per liter. Bereken de pH.
Antwoord:
  • [H+] = 5,2*10-4 mol/L
  • pH = -log[H+] = -log (5,2*10-4) = 3,28
  • ([H+] in 2 sig. cijfers, dus pH met 2 decimalen)

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld 2
De pH van maagzuur is 1,90. Bereken [H+].
Antwoord:
  • [H+] = 10-pH = 10-1,90 = 1,3*10-2 M
  • (pH heeft 2 decimalen, dus [H+] geven in 2 sig. cijfers)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de pH van een zure oplossing met een [H+] van 0,013 mol/L?
Geef je antwoord in de juiste significantie
A
1,9
B
1,89
C
1,886
D
-1,886

Slide 23 - Quizvraag

wat is de concentratie [H+] van een zure oplossing met een pH=1,5?
Geef je antwoord in de juiste significantie
A
3x10^1 mol/L
B
32 mol/L
C
0,032 mol/L
D
0,03 mol/L

Slide 24 - Quizvraag

de pH schaal
Hoe basischer de oplossing
hoe ......................... de [OH-]
hoe ......................... de pH
Neem over in je schrift

Slide 25 - Tekstslide

       Zo reken je aan een             Zo reken je aan een
       zure oplossing                      basische oplossing
De significantie-regel van de pH geldt ook voor de pOH

Slide 26 - Tekstslide

Bereken de pOH als [OH-] = 3,18 x 10^-5 mol/L
Geef je antwoord in de juiste significantie

Slide 27 - Open vraag

Bereken [OH-] bij pOH = 2,81
Geef je antwoord in de juiste significantie

Slide 28 - Open vraag

pH berekenen van een basische oplossing
Je kunt nu van een basische oplossing de pOH uitrekenen
Als je het verband weet tussen de pOH en de pH kun je de berekende pOH omrekenen naar een pH waarde

Wat is het verband tussen pOH en pH?

Slide 29 - Tekstslide

pH + pOH = 14

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de pOH van een oplossing met pH=8?
A
2
B
6
C
8
D
10

Slide 31 - Quizvraag

Voorbeeld 1
Bereken de pH bij [OH-] = 0,052 mol/L

  • stap 1: pOH berekenen: pOH= -log [OH-] -> pOH = -log(0,052)= 1,28
  • stap 2: pH berekenen: pH + pOH = 14,00 -> pH = 14,00 - 1,28 = 12,72
  • stap 3: controleer: significantie (2 sign. cijfers = 2 decimalen in pH) én pH (OH-, dus basische oplossing, dus pH > 7)

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Bereken [OH-] bij pH = 9,74

Slide 33 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Bereken [OH-] bij pH = 9,74
pH is groter dan 7, dus de oplossing is basisch
je moet dus eerst omrekenen naar de pOH

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Bereken [OH-] bij pH = 9,74

  • stap 1: pOH berekenen: pH + pOH = 14,00 -> pOH = 14,00 - 9,74 = 4,26
  •  stap 2: [OH-] berekenen: [OH-]=10-pOH -> [OH-] = 10-4,26 = 5,5.10-5 M
  • stap 3: controleer: significantie (2 decimalen pH = 2 sign. cijfers) én eenheid (concentratie, dus mol/L of M)

Slide 35 - Tekstslide

Een zuur-base indicator is een stof die in een oplossing bij een bepaalde pH een bepaalde kleur aanneemt. (Zie Binas 52a)

Slide 36 - Tekstslide