In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H2.6 De hoeveelheid van een stof
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
10 min. stil werken aan:
Lezen:H2.6
Maken: 69, 70, 71, 74, 76,
78, 79, 80, 82
Slide 3 - Tekstslide
alleen het eindantwoord moet significant zijn!
Rekenen met significantie
Optellen en aftrekken: Eindantwoord moet net zoveel significante cijfers achter de komma hebben als het minst significante getal:
5,000000 g + 0,005 g = 5,005 g
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal bij de meetwaarden.
Bijvoorbeeld:
2,5 * 4,78 = 11,95 = 12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord moet ook afgerond worden op 2 cijfers
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeelden significantie
Optellen en aftrekken
8,21 + 15,1 = 23,31 op je rekenmachine. Echter, van de 15,1 is maar één cijfer achter de komma nauwkeurig. Het antwoord mag dus ook maar één cijfer achter de komma nauwkeurig -> 23,3.
Vermenigvuldigen en delen
Het volume van een blokje van 1,2 cm bij 2,34 cm bij 0,8 cm is 2,2464 cm³. De 0,8 cm is de laagste met 1 significantie, dus het antwoord moet ook 1 significant --> V = 2 cm³.
5,12 + 0,08 = 5,2 op je rekenmachine. Beide waardes hebben 2 cijfers achter de komma nauwkeurig. Je rekenmachine geeft echter 5,2 aan, dat LIJKT dus maar één cijfer decimaal nauwkeurig. De juiste weergave van dit antwoord is dan 5,20. Je moet soms dus zelf een 0 toevoegen!
Slide 5 - Tekstslide
Dichtheid
dichtheid=ρ=volumemassa=Vm
grootheid dichtheid = rho (spreek uit roo) =
eenheid dichtheid =
dichtheid = stofeigenschap, kun je opzoeken bv. Tabel 8 BINAS
cm3g
ρ
Slide 6 - Tekstslide
Mol
• Mol is een maat voor een bepaalde hoeveelheid moleculen, namelijk 6,02x10²³ (constante van Avogadro). In een mol water zitten dus evenveel moleculen als in een mol suiker. Maar doordat een suiker molecuul zwaarder is dan een watermolecuul, zal een mol suiker ook zwaarder zijn dan een mol water.
• De massa van één mol water en de massa van één molecuul water komen overeen in getalwaarde, maar verschillen in eenheid. De massa van één mol wordt gegeven in g en de massa van één molecuul in u.
• De massa van één mol van een stof wordt ook wel de molaire massa genoemd. Het symbool van de molaire massa is M.
Slide 7 - Tekstslide
Omrekenen van g naar mol
Tip
Antwoord
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk
Leren:H2.6
Maken: 69, 70, 71, 74, 76,
78, 79, 80, 82
Slide 9 - Tekstslide
De dichtheid van koper is
Je hebt een stuk van 0,25 cm x 0,25 cm x 0,25 cm. Hoeveel gram koper is dit dan?
8,96.103m3kg
A
1,74.10−12g
B
140 g
C
0,140 g
D
1,74.10−9g
Slide 10 - Quizvraag
Tel 0,25 mL op bij 2,756 mL. Wat is het juiste antwoord?
A
3 mL
B
3,0 mL
C
3,00 mL
D
3,01 mL
Slide 11 - Quizvraag
Vermenigvuldig 0,10 met 2,75. Wat is het juiste antwoord?
A
0,275
B
2,75.10−1
C
0,28
D
2,8.10−1
Slide 12 - Quizvraag
Het symbool voor de grootheid molaire massa is...
A
m
B
M
C
V
D
n
Slide 13 - Quizvraag
De molaire massa is de massa van...
A
...een molecuul
B
... heel veel moleculen
C
...van individuele atomen in een molecuul
D
...van 1,000 mol moleculen
Slide 14 - Quizvraag
Bereken de molecuulmassa van H3PO4
A
97.99 u
B
95.98 u
C
47.98 u
Slide 15 - Quizvraag
van kg naar mol moet je....
A
delen door 1000 en dan delen door molecuulmassa
B
delen door 1000 en dan
keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan
delen door molecuulmassa
D
keer 1000 en dan
keer de molecuulmassa
Slide 16 - Quizvraag
Wat heeft meer massa één mol IJzer (Fe) of één mol Zink (Zn)? Tip: Check je BINAS
A
Eén mol IJzer
B
Eén mol Zink
Slide 17 - Quizvraag
Wat heeft meer Volume: Eén mol IJzer of één mol Zink?