V2 - Kapitel 7 - les 2

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Montag 4. April 2022
Frühling - Woche 14
Herzlich Willkommen 

Du brauchst:
- BUCH B
- Kugelschreiber
- Laptop
Was machen wir heute?
- Aktuelles
- Grammatik
- Hausaufgaben + Bingo

Slide 2 - Tekstslide

Leere Straße

Slide 3 - Tekstslide

Hinweis
Auf den Straßen sind in diesen Tagen nur vereinzelt Autos und kaum Menschen zu sehen.In der Stadt gibt es so viele Corona Neuinfektionen, dass die Stadt einen Lockdown verhängt hat. Normalerweise wäre es hier richtig voll - denn in der Stadt wohnen 26 Millionen Menschen.

Slide 4 - Tekstslide

Gelber Schnee

Slide 5 - Tekstslide

Hinweis
Igitt! Wieso ist der Schnee gelb? Keine Angst, hier hat niemand auf die Skipisten gepinkelt. Der Schnee hat sich durch den Saharastaub, der durg die Luft fliegt, gelb eingefärbt. Den Skifahrern macht es zum Glück nichts aus - sie rasen trotzdem den Berg runter.

Slide 6 - Tekstslide

Video 
Nenne zwei Grunde warum mann die heutzigen Erdbeere nicht Umweltfreundlich sind. 

https://www.zdf.de/kinder/logo/erdbeeren-winter-einfach-erklaert-100.html 

Slide 7 - Tekstslide

Lernziele
Aan het eind van de les:
- heb je kennisgemaakt met de 4e naamval in het Duits

Slide 8 - Tekstslide

Welke Duitse persoonlijk voornaamwoorden ken je al?

Slide 9 - Woordweb

1e naamval = onderwerp
(nominativ)
ICH
DU
ER / SIE / ES

WIR
IHR
SIE/SIE
Ich esse ein Brötchen
Du trinkst Cola.
Ihr wohnt in einem Haus.
Ich liebe dich.

1) wat is gezegde?
2) wat is het onderwerp?
(wie of wat + gezegde)

Slide 10 - Tekstslide

Ich esse ein Brötchen
Du trinkst Cola
Ihr wohnt in einem Haus.
Ich liebe dich.

Hoe zoek je het lijdend voorwerp?


Lijdend voorwerp in Duits = 
4e naamval (akkusativ)

Slide 11 - Tekstslide

ICH - MICH
DU - DICH
ER - IHN
SIE - SIE
ES - ES
WIR - UNS
IHR - EUCH
SIE - SIE
WER - WEN / WAS - WAS
Lijdend voorwerp in Duits = 
4e naamval (akkusativ)
ich liebe dich

Het voorzitsel für is altijd met een 4e naamval

(SEITE 42)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden:
Welches Bett ist für mich. 
Ich habe ein Poster für dich.
Hier ist ein Stuhl für sie.
Ich liebe euch.




Slide 13 - Tekstslide

Vervang het onderwerp met het pers. vnw in de 1e naamval:
Anja arbeitet jeden Tag. ......... braucht Geld.
A
er
B
sie
C
es

Slide 14 - Quizvraag

Der Hund bleibt zu Hause, ........ ist krank.
A
er
B
sie
C
es

Slide 15 - Quizvraag

vertaal het pers. voornaamwoord
in de 4e naamval:
mij =

Slide 16 - Open vraag

vertaal het pers. voornaamwoord
in de 4e naamval:
jij =

Slide 17 - Open vraag

............... (ik) komme um 12 Uhr.

Slide 18 - Open vraag

Ich sehe ....... jeden Tag.
A
er
B
ihn

Slide 19 - Quizvraag

Warum lachst ..... so wenig?
A
du
B
dich

Slide 20 - Quizvraag

.............. ist ein Arzt
A
er
B
ihn

Slide 21 - Quizvraag

Das ist für ...............
A
ihr
B
euch

Slide 22 - Quizvraag

HAUSAUFGABEN
MACHE ÜBUNG 20-21-22

Slide 23 - Tekstslide

Wir machen Übung 10
Schrijf 9 zelfstandig naamwoorden uit de woordenlijst op. We gaan Bingo doen. De eerste die alle 9 woorden heeft krijgt wat lekkers. Let op: je mag niet exact dezelfde woorden opschrijven als je buurman/vrouw dus doe het zelfstandig

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hausaufgaben für 19-4
- leer de woordjes van hoofdstuk 7 (Nederlands>Duits). 
- teken een plattegrond van een kamer in je huis. 
- beschrijf hoe die kamer eruit ziet in het Duits (gebruik de Redemittel van bladzijde 50 en de woorden uit de woordenlijst).

Mail mij de beschrijving + de tekening van je kamer voor 15 april. 

Slide 26 - Tekstslide