week 44 ww e/i en gustar

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • SO bespreken
  • repetir verbos e-->i
  • diálogo en el restaurante
  • gustar
Lunes, 1 de noviembre
¿Qué tal las vacaciones?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • SO bespreken
  • repetir verbos e-->i
  • diálogo en el restaurante
  • gustar
Lunes, 1 de noviembre
¿Qué tal las vacaciones?

Slide 1 - Tekstslide

2 de noviembre

Slide 2 - Tekstslide

flor de cempasúchil
calavera
papel picado

Slide 3 - Tekstslide

SO - aandachtspunten
  • Werkwoorden klinkerwisseling --> leer de betekenis!! Zie module pág. 19
  • De klinker die verandert is vetgedrukt.
  • Klinkerwisseling alle personen behalve nosotros en vosotros. 
  • Let ook op de juiste uitgangen.
  • Na een hoeveelheidswoord of verpakking komt altijd "de". 
  • Lijdend voorwerp. Kijk naar het lidwoord, is dat mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud. 

Slide 4 - Tekstslide

verbos e-->i
pedir
Leerdoel: Verbos E --> I

Slide 5 - Tekstslide

yo
él, ella, ud.
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, uds.
PEDIR
pido
pides
pide
pedimos
pedís
piden
Leerdoel: Verbos E --> I
op dezelfde manier:
servir, elegir

Slide 6 - Tekstslide

pedir, nosotros

Slide 7 - Open vraag

elegir, tú

Slide 8 - Open vraag

servir, ellos

Slide 9 - Open vraag

pedir, yo

Slide 10 - Open vraag

elegir, Carmen

Slide 11 - Open vraag

servir, la cucharra

Slide 12 - Open vraag

elegir, vosotros

Slide 13 - Open vraag

Diálogo en el restaurante

* begroeten
* de kaart vragen
* ober vraagt wat gasten willen drinken
* bestellen
* ober vraagt wat gasten willen eten
* voor- en hoofdgerecht bestellen
* tussendoor aan de ober nog wat brood vragen
* tussendoor aan de ober een mes vragen
* tussendoor aan de ober nog wat te drinken bestellen
* elkaar vragen hoe het eten smaakt en reageren
* toetje bestellen
* de rekening vragen
* afscheid nemen
Verwerk het volgende in de dialoog

Slide 14 - Tekstslide

juego de roles
presentación de los diálogos
Leerdoel: Bestellen in restaurant

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je gusta?
Leerdoel: gustar

Slide 16 - Woordweb

Wanneer gebruik je gustan?
Leerdoel: gustar

Slide 17 - Woordweb

Met welke woorden geef je aan wie het leuk vindt?
Leerdoel: gustar

Slide 18 - Woordweb

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        
Leerdoel: gustar

Slide 19 - Tekstslide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 20 - Tekstslide

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)           le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan

Slide 21 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les

Slide 22 - Tekstslide

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houdt van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 23 - Tekstslide

OJO
De beklemtoonde vormen kan je weglaten (a mí, a tí, etc.)
Het meewerkend voorwerp MOET je gebruiken. (me, te, le...)
Wanneer je iets NIET leuk vind zet je gewoon NO voor het meewerkende voorwerp. 
No me gusta estudiar.
Andere werkwoorden die op dezelfde manier gaan zijn:
encantar= dol zijn op
doler (ue) = pijn doen

Slide 24 - Tekstslide

EENS/NIET EENS
                                                EENS                 NIET EENS
Me gusta el español.         A mí también             A mí no
                                               ik ook                      ik niet

No me gusta el teatro.    A mí tampoco            A mí sí
                                              ik ook niet                ik wel

Slide 25 - Tekstslide

A practicar
De uitleg vind je terug in je module 
pág. 43 (filmpje), 44 en 45
Maak nu van pág. 46 en 47 ej. A, B, C, D

Leerdoel: gustar
Deberes:
leren: 2.1, 2.2, 2.6
maken: LE: ej. 5.1, 5.3, 5.4
Noteer alvast in je leefboek:
15 november SO tarea 2

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide