Het examen bestaat meestal uit 3 of 4 leesteksten en 3 of 4 luisterteksten.
De teksten zijn:
- informatief
- instructief
- betogend
Onderwerpen: milieu, gezondheid, werk en burgerschap.
Slide 3 - Tekstslide
Lees de tekst orienterend: titel, inleiding, conclusie, de eerste en de laatste alinea + de tussenkopjes. Zo krijg je een eerste indruk waar de tekst over gaat.
Slide 4 - Tekstslide
Belangrijke begrippen
Onderwerp: in 1 of een paar woorden waar de tekst over gaat.
Hoofdgedachte: 1 of 2 zinnen waar de tekst in zijn geheel over gaat.
Kernzin: de belangrijkste zin van de alinea, dit is meestal de eerste of de laatste zin van een alinea.
Slide 5 - Tekstslide
Soorten vragen:
Wie zegt wat over.......
Wat is volgens de tekst waar?
Wat staat er in de tekst over.....
Wat is het doel van de schrijver?
Wat is de mening van de schrijver?
Welke alinea(s) vormt (vormen) de inleiding, de kern of het slot van de tekst.
Wat is het onderwerp van de tekst of van een alinea?
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een goed tussenkopje voor alinea....
Wat is een goede samenvatting van de tekst of van alinea...
Hoe zou je deze tekst/alinea in 1 zin samenvatten? (hoofdgedachte)
Waarnaar verwijst een woord? (verwijswoorden/signaalwoorden)
Slide 7 - Tekstslide
Feit of mening
Een feit staat vast en is controleerbaar. De bron is betrouwbaar.
"Het regent buiten."
"Spruitjes zijn vies".
Slide 8 - Tekstslide
TIPS:
Lees de vraag goed (wat wordt precies gevraagd)
Bedenk eerst zelf een antwoord
Kies vervolgens het best passende antwoord
Lees bewust een krant, een boek, een tijdschrift of een artikel.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Stappenplan
Kijken en luisteren
Oriënteer je op het onderwerp en het fragment. Wat weet je al over het onderwerp? Bekijk de vragen en bekijk/beluister het fragment globaal.
Slide 11 - Tekstslide
Lees de vraag en de antwoorden door.
Luister globaal of gericht (kies een strategie) om de vraag te beantwoorden.
Bepaal het juiste antwoord, kijk welk antwoord het beste bij jouw antwoord past.