Farmacokinetiek

WORKSHOP MEDICATIE
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WORKSHOP MEDICATIE

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de workshop
1. Farmacokinetiek
2. Test je kennis
3. Belangrijke begrippen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

      

Slide 4 - Tekstslide

Absorptie
= opname van het geneesmiddel
 Kijk je naar snelheid en mate waarin de werkzame stof wordt opgenomen. 
Afhankelijk van: 
-- toedieningsvorm
- toedieningsweg  
- eigenschappen van de werkzame stof zelf. 
Het opnemen van medicijnen in het lichaam kan op meerdere manieren: enteraal, parenteraal en lokaal.

Slide 5 - Tekstslide

- Absorptie:  
- distributie:  
- metabolisatie:   
- excretie:  
      
\
Enteraal: 

Firstpass effect 



biologische beschikbaarheid

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Metabolisme
Is het omzetten van een medicijn 
De lever doet dit! 
Eerst komt de medicijn in de lever: first pass effect, dan gaat wat over is door in de bloedbaan en wordt steeds verspreid.

Doel: medicijn uitscheiden


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Eliminatie
Medicijn wordt uitgescheiden
Halfwaardetijd bepaalt hoelang het duurt
Door: lever en nieren
Nieren filteren, lever zet om, zodat medicijn via de gal, de ontlasting of via de nieren het lichaam verlaten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe heet de fase waarin een geneesmiddel wordt opgenomen in het bloed?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt het snelst in het bloed opgenomen?
A
Capsule
B
Gewone tablet
C
Oplossing
D
Tablet met verlengde afgifte

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer werkt een geneesmiddel?

Als deze ...
A
Is toegediend
B
is opgenomen in het bloed
C
op de plaats is waar het moet werken
D
Na de eliminatiefase

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet de fase waarin een geneesmiddel zich via de bloedbaan verdeeld over het lichaam?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie

Slide 15 - Quizvraag

Blijft een geneesmiddel voor altijd in het lichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Welk orgaan zorgt voor de afbraak van geneesmiddelen?
A
Darm
B
Maag
C
Lever
D
Nier

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet de fase waarin de lever medicijnen afbreekt?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie

Slide 18 - Quizvraag

Door metabolisme maakt de lever geneesmiddelen klaar om uit te scheiden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Uitscheiden van medicijnen gebeurt vooral via:
A
Bloed en urine
B
Bloed en ontlasting
C
Urine en Ontlasting
D
Zweet en tranan

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de fase waarin geneesmiddelen worden uitgescheiden?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
Absorptie, Distributie, Eliminatie, Metabolisme
A
ADEM
B
DAME
C
ADME
D
AMDE

Slide 22 - Quizvraag

Wat is er anders bij orale inname?
A
Geen absorptiefase
B
Na absorptie meteen eliminatie
C
Na absorptie meteen metabolisme
D
Na distributie meteen eliminatie

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen

Resorptiesnelheid: de snelheid waarmee de stof door de darmwand in de bloedbaan kan worden opgenomen. 
Resorptiefractie: de hoeveelheid van het toegediende geneesmiddel wat in het bloed terecht is gekomen.
( De opname kan op oudere leeftijd verminderen doordat de darmwand minder goed toelaatbaar wordt, de bloedvoorziening in de darm slechter en de peristaltiek veranderd is). 
Plasmaconcentratie: De concentratie van een medicijn in het bloed 


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Benaming van geneesmiddelen
Alle medicijnen hebben vaak 3 officiële namen:

Handelsnaam: Fabrikanten geven de stof hun eigen handelsnaam

Stofnaam: naam van de werkzame stof in een geneesmiddel

Soortnaam: Tot welke groep geneesmiddelen het medicijn behoort

Slide 32 - Tekstslide

Redenen van toediening
* Symptoombestrijding (vb pijnstiller)
* Causale werking / oorzaak aanpakken (vb antibiotica)
* Profylactische werking (vb tetanus vaccinatie)
* Tekorten aanvullen (vb insuline)
* Placebo (vb bij studie, geen echt geneesmiddel)

Slide 33 - Tekstslide

Ongewenste effecten
* gewenning
* verslaving
* nadelige invloeden tijdens de zwangerschap
* beïnvloeden dagelijks functioneren (oa rijvaardigheid)
* resistentie
* cumulatie
* overgevoeligheidsreacties / allergie


Slide 34 - Tekstslide

Werking medicatie
* Dosering 
* Leeftijd en gewicht
* Voedingstoestand
* Ernst van de aandoening en andere klachten
* Effecten/ combinaties met andere geneesmidddelen
* Therapietrouw


Slide 35 - Tekstslide

Medicijngroepen
* Analgetica (pijnstilling)
* Antibiotica
* Anticoagulantia (bloedverdunners)
* Antidiabetica
* Anti-epileptica
* Biologicals (biologische ontstekingsremmers, natuurlijke eiwitten)
* Corticosteroïden
* Cytostatica



Slide 36 - Tekstslide

Medicijngroepen
* Diuretica
* Hormonen
* Laxantia
* Maagmiddelen
*  Bloeddruk medicatie
*  Middelen tegen diarree
* Middelen tegen overgevoeligheidsreacties
* Middelen om bloedarmoede te behandelen



Slide 37 - Tekstslide

Medicijngroepen
* Middelen voor de bovenste luchtwegen
*  Middelen voor hart en bloedsomloop
* Parkinsonmiddelen
* Psychofarmaca
* Slaapmiddelen (hypnotica)
* Vitaminen




Slide 38 - Tekstslide