3HAVO - H5 - Spelling - Lastige leestekens

Lastige leestekens
H5 - Spelling
3HAVO

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lastige leestekens
H5 - Spelling
3HAVO

Slide 1 - Tekstslide

Ons buurmeisje is dol op je oma.
Ons buurmeisje is dol op je, oma.

Slide 2 - Tekstslide

Let's eat, kids!
Let's eat kids!

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk deze twee zinnen:

a De bananen, die al bruin en zacht zijn geworden, ga ik niet meer opeten.

b De bananen die al bruin en zacht zijn geworden, ga ik niet meer opeten.

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk deze twee zinnen:

a Naar buiten gaan met dit weer is echt een goed idee!

b Naar buiten gaan met dit weer is echt een ‘goed’ idee!

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk deze twee zinnen:

a Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

b Hij zat op haar schoot en rustte uit.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom kan deze zin twee betekenissen hebben? Leg uit met leestekens.

Onze trainer zei Jan is uiterst traag van begrip.

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens (bijvoorbeeld punt, vraagteken en uitroepteken) helpen bij het lezen van een tekst.

Hieronder staan de regels voor de moeilijkste gevallen.

Slide 8 - Tekstslide

Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma

  • voor of na een aanspreking:
    Zeg, zou u donateur willen worden van het Wereld Natuur Fonds, mevrouw?


Slide 9 - Tekstslide

Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma

  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en);
    – In de oceaan leven o.a. kreeften, vissen en zoogdieren.


Slide 10 - Tekstslide

Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma

  • tussen twee persoonsvormen:
    Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.




Slide 11 - Tekstslide

Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma
  • tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn:
    Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben.




Slide 12 - Tekstslide

Een komma geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma

  • voor en achter een bijstelling:
    Pablo Picasso, de beroemde Spaanse kunstschilder, overleed in 1973.




Slide 13 - Tekstslide

Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen:

  • een citaat (directe rede):
    De leraar biologie zei: ‘De korenwolf komt alleen in Limburg voor.’


Slide 14 - Tekstslide

Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen:

  • een gedachte (let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens):
    Pablo dacht: wat interesseert mij dat nou helemaal.


Slide 15 - Tekstslide

Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen:

  • een opsomming:
    Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
    Maar:
    – Alinda houdt van romans, thrillers en stripboeken.



Slide 16 - Tekstslide

Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen:

  • een uitleg of toelichting:
    Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer.


Slide 17 - Tekstslide

Aanhalingstekens gebruik je

  • bij citaten (kijk goed naar de voorbeeldzinnen):
    ‘Ik kan vanavond niet mee’, zei Anton. ‘Ik moet werken.’
    – ‘Als je meedoet met het toernooi,’ vertelde Colin, ‘moet je je wel opgeven.’
    – ‘Fiets jij mee?’, vroeg Dieke aan Cas.

Slide 18 - Tekstslide


Let op: de komma na een citaat met een vraag- of uitroepteken is niet verplicht. Je mag dus ook schrijven:

‘Fiets jij mee?’ vroeg Dieke aan Cas.

Slide 19 - Tekstslide

Aanhalingstekens gebruik je

  • als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis:
    Het woord ‘gaarne’ klinkt ouderwets.

Slide 20 - Tekstslide

Aanhalingstekens gebruik je

  • als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend or sarcastisch) gebruikt wordt:
    Toen de halve klas een onvoldoende had, zei meneer Tak dat we weer ‘uitstekend’ gepresteerd hadden.
    – De agent zei dat hij die ‘lieve’ jongen wel zou inrekenen.

Slide 21 - Tekstslide

Een puntkomma gebruik je

  • tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen:
    – Mijn vriendin wilde de tent opzetten onder een hoge boom; dat leek mij niet zo verstandig.
    – Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.

Slide 22 - Tekstslide

Een puntkomma gebruik je

  • als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt. Kijk voor een voorbeeld naar de opsomming in de uitleg bij opdracht 1.

Slide 23 - Tekstslide

Ga nu op je laptop naar de software van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die klaarstaan in de planning.

Slide 24 - Tekstslide