Energiebronnen zijn middelen waarmee energie wordt opgewekt. Er zijn fossiele brandstoffen (zoals steenkool, aardolie en aardgas), maar ook duurzame energiebronnen (zoals zon, wind en waterkracht).
Slide 4 - Tekstslide
Fossiele brandstoffen: Voor- en nadelen
Fossiele brandstoffen zijn ontstaan uit resten van planten en dieren die miljoenen jaren geleden leefden. Ze zijn uitputbaar (raken op) en zorgen voor broeikasgassen, wat bijdraagt aan de klimaatverandering.
Slide 5 - Tekstslide
Duurzame energie: De toekomst?
Hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne-energie, windenergie en waterkracht, raken nooit op en zijn beter voor het milieu. Ze zorgen niet voor luchtvervuiling en verminderen de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Slide 6 - Tekstslide
Energieverbruik wereldwijd
Het energieverbruik is ongelijk verdeeld. Rijke landen verbruiken veel meer energie dan arme landen. De opkomst van landen zoals China en India zorgt voor een groeiende vraag naar energie.
Slide 7 - Tekstslide
De energietransitie
De overstap van fossiele naar duurzame energiebronnen heet energietransitie. Dit is nodig om CO₂-uitstoot te verminderen en klimaatverandering tegen te gaan. Veel landen investeren in wind- en zonneparken om duurzamer te worden.
Slide 8 - Tekstslide
5.2 kernenergie
Slide 9 - Tekstslide
Hoe werkt kernenergie?
Kernenergie wordt opgewekt door kernsplitsing: het splijten van uraniumatomen. Hierbij komt veel warmte vrij, waarmee stoom wordt gemaakt om een turbine aan te drijven, die vervolgens elektriciteit opwekt.
Slide 10 - Tekstslide
Voordelen van kernenergie
Kernenergie stoot geen CO₂ uit, waardoor het geen bijdrage levert aan de opwarming van de aarde. Het is een betrouwbare energiebron, omdat een kerncentrale altijd elektriciteit kan leveren, ongeacht het weer.
Slide 11 - Tekstslide
Nadelen en risico’s
Het grootste nadeel van kernenergie is het kernafval, dat duizenden jaren radioactief blijft. Ook bestaat er een risico op nucleaire rampen, zoals in Tsjernobyl en Fukushima, waarbij straling vrijkwam.
Slide 12 - Tekstslide
Kernenergie in de wereld
Sommige landen, zoals Frankrijk, halen een groot deel van hun energie uit kerncentrales. Andere landen, zoals Duitsland, kiezen ervoor om kerncentrales te sluiten en over te stappen op duurzame energiebronnen.
Slide 13 - Tekstslide
De toekomst van kernenergie
Nieuwe technieken zoals kernfusie (het samensmelten van atomen in plaats van splitsen) kunnen in de toekomst een schonere en veiligere vorm van kernenergie bieden. Dit zou een belangrijke rol kunnen spelen in de energietransitie.
Slide 14 - Tekstslide
hoofdstuk 1 arm en rijk in nigeria
Slide 15 - Tekstslide
1.1 nigeria de reus van afrika
Slide 16 - Tekstslide
Ligging en bevolking
Nigeria ligt in West-Afrika en is het land met de grootste bevolking van Afrika: ruim 200 miljoen mensen. De hoofdstad is Abuja, maar de grootste stad is Lagos.
Slide 17 - Tekstslide
Economie en olie
Nigeria heeft veel natuurlijke hulpbronnen, vooral aardolie, dat de belangrijkste bron van inkomsten is. De olie-industrie zorgt voor veel export en economische groei, maar ook voor milieuvervuiling.
Slide 18 - Tekstslide
Welvaart en armoede
Ondanks de rijkdom aan olie is de welvaart ongelijk verdeeld. Er is een groot verschil tussen rijke en arme mensen. In de steden groeit de economie snel, maar op het platteland heerst nog veel armoede.
Slide 19 - Tekstslide
Bevolkingsgroei en verstedelijking
Nigeria heeft een snelle bevolkingsgroei en steeds meer mensen trekken naar steden zoals Lagos. Dit leidt tot verstedelijking, maar ook tot problemen zoals woningtekort en slechte infrastructuur.
Slide 20 - Tekstslide
Cultuur en talen
Nigeria is een multicultureel land met meer dan 500 verschillende talen en etnische groepen. De drie grootste bevolkingsgroepen zijn de Hausa, Yoruba en Igbo. Engels is de officiële taal vanwege het koloniale verleden.
Slide 21 - Tekstslide
1.2 klimaat in afrika
Slide 22 - Tekstslide
Verschillende klimaatzones
Afrika heeft diverse klimaatgebieden, van tropische regenwouden tot woestijnen. De drie belangrijkste klimaatzones zijn:
Tropisch klimaat (rond de evenaar, veel regen en hoge temperaturen).
Steppeklimaat (overgangsgebied met minder neerslag).
Woestijnklimaat (zoals de Sahara, met weinig regen en extreme temperaturen).
Slide 23 - Tekstslide
Invloed van de evenaar
Rond de evenaar is het altijd warm en vochtig. De zon staat hier het hele jaar door hoog aan de hemel, wat zorgt voor een tropischregenwoudklimaat met veel neerslag.
Slide 24 - Tekstslide
Droogte en woestijnvorming
In de Sahel, een droog gebied ten zuiden van de Sahara, is er steeds minder regen. Dit leidt tot verwoestijning, waardoor landbouw moeilijk wordt en mensen moeten verhuizen.
Slide 25 - Tekstslide
Klimaatverandering in Afrika
Door klimaatverandering worden sommige delen van Afrika warmer en droger, waardoor droogte en hongersnood toenemen. Dit heeft grote gevolgen voor de landbouw en de voedselvoorziening.
Slide 26 - Tekstslide
Invloed op de bevolking
Het klimaat bepaalt waar mensen kunnen wonen en werken. In natte gebieden leven veel boeren, terwijl droge gebieden dunbevolkt zijn. Door klimaatproblemen moeten sommige mensen migreren naar gebieden met meer water en voedsel.
Slide 27 - Tekstslide
hoofdstuk weer en klimaat
Slide 28 - Tekstslide
1.1 weer klimaat
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats en tijd, bijvoorbeeld de temperatuur en neerslag op één dag.
Klimaat is het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar of langer.
Slide 30 - Tekstslide
Klimaatfactoren
Het klimaat wordt beïnvloed door verschillende klimaatfactoren, zoals:
Breedtegraad (de afstand tot de evenaar: dichterbij is warmer).
Hoogteligging (hoe hoger, hoe kouder).
Afstand tot de zee (de zee heeft een matigende invloed op temperatuurverschillen).
Slide 31 - Tekstslide
Klimaatgebieden
Op aarde zijn verschillende klimaatgebieden, zoals:
Tropisch klimaat (warm en vochtig).
Woestijnklimaat (droog en heet).
Gematigd klimaat (zachtere winters en zomers, zoals in Nederland).
Poolklimaat (koud en ijzig).
Slide 32 - Tekstslide
Neerslag en luchtstromen
Neerslag (regen, sneeuw, hagel) ontstaat door stijgende lucht. Warme lucht stijgt op en koelt af, waardoor waterdamp condenseert tot druppels. Wind verplaatst deze luchtstromen en bepaalt zo het weer.
Slide 33 - Tekstslide
Weerselementen
Het weer wordt bepaald door weerselementen, zoals:
Temperatuur (hoe warm of koud het is).
Neerslag (hoeveelheid regen, sneeuw of hagel).
Luchtdruk (hogedruk- en lagedrukgebieden beïnvloeden het weer).
Wind (de snelheid en richting van bewegende lucht).
Slide 34 - Tekstslide
1.2 de zon als motor temperatuur
Slide 35 - Tekstslide
De invloed van de zon
De zon is de belangrijkste energiebron voor het klimaat op aarde. De zonnestralen verwarmen de aarde, maar niet overal even sterk.
Slide 36 - Tekstslide
Temperatuur en breedteligging
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer het is, omdat de zonnestralen hier recht op de aarde vallen. Dichter bij de polen schijnt de zon schuiner, waardoor het kouder is.
Slide 37 - Tekstslide
De draaiing van de aarde
De aardrotatie en de stand van de aardas zorgen ervoor dat sommige delen van de aarde meer zonlicht krijgen dan andere. Dit veroorzaakt seizoenen, zoals zomer en winter.
Slide 38 - Tekstslide
Invloed van land en water
Water warmt langzaam op en koelt langzaam af, wat zorgt voor een milder klimaat aan de kust.
Land warmt snel op en koelt snel af, waardoor in binnenlanden grotere temperatuurverschillen zijn.
Slide 39 - Tekstslide
Luchtstromen en temperatuurverdeling
Warme lucht stijgt op bij de evenaar en verplaatst zich naar de polen, terwijl koude lucht uit de polen naar de evenaar stroomt. Dit veroorzaakt wind en helpt bij de verdeling van warmte over de aarde.