Herhalingsles H6 3D

Herhalingsles 
Hoofdstuk 6
Samenwerken of onderhandelen 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles 
Hoofdstuk 6
Samenwerken of onderhandelen 

Slide 1 - Tekstslide

Type goederen
Goederen kunnen worden ingedeeld op basis van twee criteria:
  1. Wel of niet splitsbaar:
    Appels kun je wel verkopen aan een individu, straatverlichting niet.
  2. Wel of niet rivaliserend:
    Als ik een appel opeet kun jij die niet meer opeten. Als ik gebruik maak van een lantaarnpaal kun jij dat ook nog.

Slide 2 - Tekstslide

Type goederen
  1. Individuele goederen:
    Splitsbaar & rivaliserend
  2. Collectieve goederen:
    Niet splitsbaar & niet rivaliserend
  3. Quasi collectieve goederen:
    Hebben 1 van beide kenmerken of individuele goederen die toch door de collectieve sector worden aangeboden 

Slide 3 - Tekstslide

Individuele goederen
Goederen die de particuliere sector levert. 

Belangrijk hier is uitsluitbaarheid: als je niet betaalt wordt je uitgesloten (krijg je het product niet).

Slide 4 - Tekstslide

Collectieve goederen
Dit zijn goederen die door de overheid geleverd worden en voor iedereen beschikbaar zijn.


 



Slide 5 - Tekstslide

Waarom collectieve goederen?
  • algemeen belang (bijv. veiligheid)
  • kwaliteit bewaken (bijv. rechtspraak)
  • betaalbaar houden (bijv. onderwijs)
  • niet individueel te leveren en te betalen                 (bijv. politie)

Slide 6 - Tekstslide

Quasi collectieve goederen
Individuele goederen die door de overheid geproduceerd worden (semicollectieve goederen
Bijvoorbeeld onderwijs, tolwegen

Slide 7 - Tekstslide

Door wie worden collectieve goederen geleverd?
A
bedrijven
B
particulieren
C
overheid
D
buitenland

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van semi-collectieve goederen?
A
onderwijs - ziekenhuis
B
huisarts - rechtspraak
C
brandweer - straatverlichting
D
snelweg - electriciteit

Slide 9 - Quizvraag

Een voorbeeld van een collectief goed is:
A
Autosnelweg
B
Bibliotheek
C
Concert
D
Dijk

Slide 10 - Quizvraag

Het is winter. Het heeft gevroren. Hendrik ziet er nu ongelofelijk tegen op om met de auto naar zijn werk te gaan. Gelukkig is er wel gestrooid. Het strooien van zout op de wegen is een voorbeeld van een:
A
Individueel goed
B
Quasi-collectief goed
C
Collectief goed
D
Niet-collectief goed

Slide 11 - Quizvraag

6.3 
Wie heeft er profijt van?

Slide 12 - Tekstslide

in welke sector zitten de (meeste) leraren?
A
de publieke sector
B
de collectieve sector
C
geen bepaalde sector
D
de particuliere sector

Slide 13 - Quizvraag

Collectieve sector
De collectieve sector (of publieke sector) staat tegenover de particuliere sector.


Slide 14 - Tekstslide

externe effecten
externe effecten
onbedoelde gevolgen van de productie

Slide 15 - Tekstslide

positieve externe effecten.
postief extern effect
een onbedoeld gevolg van de productie en deze valt positief uit.

Slide 16 - Tekstslide

negatieve externe effecten.
negatief extern effect
een onbedoeld gevolg van productie en deze valt negatief uit.

Slide 17 - Tekstslide

Bij negatieve externe effecten zijn niet alle externe kosten in de prijs opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

wat kan de overheid doen tegen externe effecten?
subsidies en accijns
de overheid kan een geldbedrag geven voor het gebruik van producten, die milieuvervuiling tegengaan of accijns voor producten die slecht zijn voor het mileu en de gezondheid.
verbod
ze kunnen een verbod instellen, zoals het rookverbod 

Slide 19 - Tekstslide

6.4
Welke afspraken mak je over je loon?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
                    Afspraak tussen   werkgever en werknemer.
- Functie
- Proeftijd
- Loon
- Arbeidstijd
- Vakantie
- Vakantiegeld
- Opzegtermijn

Slide 25 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
Individueel
Collectief
  • Een omschrijving van jouw baan en de daarbij horende voorwaarden
  • Primaire voorwaarden - uit te drukken in geld
  • Secundaire voorwaarden - niet altijd in geld (vb. vakantie)
  • Collectieve Arbeidsovereenkomst CAO 
  • Vakbond en werkgeversorganisatie
  • Bedrijfstak / branche

Slide 26 - Tekstslide

individuele arbeidsovereenkomst
Dit is een omschrijving van jouw baan en tegen welke voorwaarden je de baan hebt geaccepteerd. 
arbeidsvoorwaarden
De voorwaarden waarmee je een baan accepteert.
primaire arbeidsovereenkomsten
Deze gaan over afspraken die grotendeels uit te drukken zijn in geld. (loon en werktijden)
secundaire arbeidsovereenkomsten
Zijn grotendeels niet uit te drukken in geld. (middagpauzes, vakantiedagen en werkomstandigheden) 
waar maak je afspraken over bij een nieuwe baan?

Slide 27 - Tekstslide

samenwerkingen
cao
collectief arbeidsovereenkomst. Dit wil zeggen een afspraak tussen een vakbond en een werkgeversorganisatie. Over de primaire en sedundaire arbeidsvoorwaarden.
bedrijfstak of branche
is een groep bedrijven of ondernemers die dezelfde producten aanbieden of diensten aanbieden. (kappersbranche, de bouw, de horeca)
de rol van de regering bij een cao
als een vakbond en de werkgevers een akkoord hebben bereikt. Verklaart de regering dit algemeen verbindend, dit wil zeggen dat de afspraken voor iedereen gelden in de branche 
lidmaatschap vakbond
Het is een keuze om lid te worden van een vakbond. Je moet lidmaatschap betalen om lid te zijn. Als er door de vakbond een betere cao wordt afgesloten profiteert iedereen in de branche ervan. Ook de niet leden, dit noem je meeliftgedrag  
link naar actualiteit
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/bundel/1304506/agenten-voeren-actie

Slide 28 - Tekstslide

Kan je een voorbeeld noemen van een primaire arbeidsovereenkomst?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Video

Kan je een voordeel noemen van een cao ten opzichte van een individuele arbeidsovereenkomst?

Slide 31 - Open vraag

CAO is een arbeidsovereenkomst voor een:
A
hele groep werknemers in een bepaalde bedrijfstak
B
één werknemer
C
één werkgever
D
hele groep werkgevers in een bepaalde bedrijfstak

Slide 32 - Quizvraag

Een arbeidsovereenkomst wordt afgesloten tussen
A
vakbond en werkgever
B
vakbond en de regering
C
vakbond en de werknemer
D
werkgever en werknemer

Slide 33 - Quizvraag

Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
vakantiedagen

Slide 34 - Quizvraag

In je arbeidsovereenkomst staat je...
A
nettoloon
B
brutoloon

Slide 35 - Quizvraag

Wat staat er in een collectieve arbeidsovereenkomst?
A
Hoeveel uren je gaat werken
B
Op welke afdeling je gaat werken
C
Hoeveel vakantiedagen je hebt
D
Wie je leidinggevende is

Slide 36 - Quizvraag

Stel, je vindt de baan van je dromen! Wat zijn voor jullie belangrijke arbeidsvoorwaarden?

Slide 37 - Open vraag