Recap chapter 1

Recap chapter 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Recap chapter 1

Slide 1 - Tekstslide

seating chart 1 A
Teacher 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Tests/Deadline 
Date 
Test/Deadline 
23.10

Dealine planner 
24.10
Test chaper 1
07.11
Listening test

Slide 4 - Tekstslide

Ch1 recap
Grammar chapter 1
What do you need to study?
The test

Slide 5 - Tekstslide

Grammar - present simple
Altijd stam van het werkwoord gebruiken bij I, you, we, they.

to go --> go
to walk --> walk
to say --> say


Slide 6 - Tekstslide

Grammar - present simple
He / she / it krijgen ALTIJD een andere vorm.
Stam + s
He walks
She says

She does
It goes


Slide 7 - Tekstslide

Grammar - present simple
It dresses
She catches
She stresses

Try --> tries 
Fly --> flies 
Fry --> fries

Slide 8 - Tekstslide

Vul de correcte Present Simple in:
Why do you never _______ me back
(to call)

Slide 9 - Open vraag

Vul de correcte Present Simple in:
Tim usually _______ the bus to school
(to take)

Slide 10 - Open vraag

You can go_____
A
out for dinner
B
dancing
C
on holiday
D
prefer

Slide 11 - Quizvraag

You can have____
A
a picnic
B
dance
C
relax
D
fun

Slide 12 - Quizvraag

Grammar
Ellen_____(play) the guitar.
A
play
B
plays

Slide 13 - Quizvraag

Richard______ (watch) five films every weekend.
A
watchs
B
watch
C
watches

Slide 14 - Quizvraag

My mother_____(not/go) shopping on Saturdays.
A
don't go
B
goes
C
Doesn't go
D
go

Slide 15 - Quizvraag

My brother ______(not/ go) to the cinema.

Slide 16 - Open vraag

Hoe goed denk je dat je de Present Simple kent?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Personal pronouns

you 
He/she/it
We 
You
They
Deze gebruik je vòòr het werkwoord. 
--> He does the dishes.
--> We have food at home.
--> They are amazing.

Slide 18 - Tekstslide

Personal pronouns
Me
You
Him / her / it
Us
You
Them
Deze gebruik je het werkwoord.
--> He gave it to me.
--> They told us the news.
--> You can't do that to her.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

schrijfwijze
Onthoud: de question words beginnen allemaal met wh (behalve how). Op een toets moeten dus alle woorden ook met wh beginnen:
WHat / WHere / WHen / WHy / WHo / WHich

Slide 21 - Tekstslide

The difference
What? Vraag naar een object/zelfstandig naamwoord
Where? Vraag naar een plaats
When? Vraag naar een tijd/datum
Why? Vraag naar een reden
Which? Een keuze
Who? Vraag naar wie
How? Vraag naar hoe

Slide 22 - Tekstslide

Vul de juiste pronoun in
Show _____ your letter.
(ik)

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste pronoun in
____ do you think will get the highest grade?
(Wie)

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste pronoun in:
Jean's dad is taking ____ to the concert
(zij, object)

Slide 25 - Open vraag

Hoe goed denkje dat je Pronouns snapt
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Now 
  • Stepping Sones online 
  • Planner moet morgen af!!!
  • Tomorrow Test yourself  

Slide 27 - Tekstslide