14 sept

aanwijzende voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

aanwijzende voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Mannelijke en Vrouwelijke woorden:

Je gebruikt de, deze en die!

(de beker, deze beker, die beker)

(de loting, deze loting, die loting)


Onzijdige woorden:

Je gebruikt het, dit en dat!

Slide 2 - Tekstslide

Het hert liep in het bos. D.. hert was verdwaald.
A
dit
B
deze
C
de
D
die

Slide 3 - Quizvraag

In [dat/die] huis woont juf Bea.
A
dat
B
die

Slide 4 - Quizvraag

Wij hebben die/dit/dat bus verplaatst.
A
die
B
dit
C
dat

Slide 5 - Quizvraag

Met [dit/deze] storm kun je beter binnen blijven.
A
dit
B
deze

Slide 6 - Quizvraag

De hond van Ahmed is weg. ... hond is weggelopen.
A
hij
B
zijn
C
haar
D
jou

Slide 7 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord
Ik- van mij -mijn
Je - van jou - jouw
Hij - van hem - zijn
Zij - van haar- haar
U- van u- uw
Jullie - jullie - jullie
Wij- van ons- ons/onze
Zij - van hen -hun

Slide 8 - Tekstslide

Dit boek is van mij. Het is ....... boek.

Slide 9 - Open vraag

Deze pen is van hem. Dit is ..... pen.

Slide 10 - Open vraag

Dit is huis is van hen. Dit is ...... huis.

Slide 11 - Open vraag

Dit is de woning van ons. Dit is .... woning.

Slide 12 - Open vraag

Kaart schrijven
Lieve oma,
Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 
Hoe gaat het met u?
Liefs Marian

Slide 13 - Tekstslide

Wat vindt Marian fijn?

Slide 14 - Open vraag

Kaart schrijven
Lieve oma,
Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 
Hoe gaat het met u?
Liefs Marian

Slide 15 - Tekstslide

Wat doet Marian 3x per week?

Slide 16 - Open vraag

Kaart schrijven
Lieve oma,
Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 
Hoe gaat het met u?
Liefs Marian

Slide 17 - Tekstslide

Wat doet Marian als ze naar Kampen gaat?
A
IJs eten
B
Wandelen
C
Met vriendinnen afspreken
D
Kleding kopen

Slide 18 - Quizvraag

Vind Marian Gerdina aardig?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Kaart schrijven
Lieve oma,
Hier in Nederland is het eindelijk warm weer. Dat is fijn. Het gaat goed met mij. Ik sport 3 keer per week met mijn beste vriendin. Ik fiets vaak naar Kampen, daar spreek ik met vriendinnen af en ik ga naar school. Mijn huisgenoten zijn aardig. Ik vind alleen Gerdina niet zo leuk. Ik heb een hele leuke trui gekocht, maar deze zit niet fijn, dus ik ga hem ruilen. Morgen ga ik terug naar de winkel. 
Hoe gaat het met u?
Liefs Marian

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is de trui niet goed, die Marian gekocht heeft?

Slide 21 - Open vraag

Wat gaat ze nu doen met de trui?

Slide 22 - Open vraag

Schrijven
Je schrijft een kaart naar een familielid. Je schrijft in het Nederlands hoe het met je gaat. Wat je doet in Nederland en wat je leuk vindt om te doen en wat minder leuk is om te doen. Je vertelt dat je een trui hebt gekocht en dat je die wil ruilen in de winkel. Je vertelt waarom de trui niet goed is.

Klaar? Lever in en ga aan Disk, Diglin, Lowan of lezen

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten maken
Klaar?
Diglin, Lowan, Disk of lezen.

Slide 24 - Tekstslide