In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
jas uit
mobiel in je tas staat op stil
laptop gesloten op tafel
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Wiederholung Grammatik Quiz
Slide 4 - Tekstslide
Lernziel
- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:
Ich .................... fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele
D
spielen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:
Meine Schwester ist lieb und sie ...................... Lisa.
A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:
Ihr ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such
Slide 9 - Quizvraag
Mario...............eine Schwester.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben
Slide 10 - Quizvraag
Wo ....................................dein Vater?
A
arbeit
B
arbeitet
C
arbeite
D
arbeiten
Slide 11 - Quizvraag
Du ...........immer so viel.
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden
Slide 12 - Quizvraag
Schrijf de regels voor de lidwoorden!
der
die
das
die
Bij mannelijke personen/ dieren
De dagen, maanden en jaargetijden
Bij vrouwelijke personen/dieren
woorden die eindigen op - heit, - keit, - ung, - schaft, -e
het-woorden
woorden die eindigen op -chen en -lein
alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud
timer
4:00
Slide 13 - Tekstslide
der
die
der
das
der
die
die
das
Dienstag
Rose
Junge
Mädchen
März
Freiheit
Kinder
Kind
timer
3:00
Slide 14 - Tekstslide
Onbepaald lidwoord
een of geen
ein of eine
kein of keine
Slide 15 - Tekstslide
(de)............ Kinder (=kinderen)
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quizvraag
(een) ............... Katze(v)
A
ein
B
eine
Slide 17 - Quizvraag
(een).......... Buch (o)
A
ein
B
eine
Slide 18 - Quizvraag
(het) ......... Mädchen (=meisje)
A
der
B
die
C
das
Slide 19 - Quizvraag
(geen)............. Lehrer (m)
A
kein
B
keine
Slide 20 - Quizvraag
haben en sein heb je nodig voor het voltooid deelwoord
Slide 21 - Tekstslide
Ik...........(zijn) 13 jaar.
Slide 22 - Open vraag
Ihr............(hebben) ein schönes Haus (mieten).
Slide 23 - Open vraag
.............(hebben)du ein Haustier (kaufen)?
Slide 24 - Open vraag
Wir ................(hebben) ein Hund (gehad)
Slide 25 - Open vraag
..............Sie im Leben viel (reisen)?
Slide 26 - Open vraag
Ingo ..............14 Jahre alt.
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr
Slide 29 - Quizvraag
(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein
Slide 30 - Quizvraag
Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere
Slide 31 - Quizvraag
(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer
Slide 32 - Quizvraag
Modale werkwoorden Duits
(modale hulpwerkwoorden)
Tegenwoordige tijd
Slide 33 - Tekstslide
Vertaal: jij mag
A
du darfst
B
du magst
C
du darf
D
du mag
Slide 34 - Quizvraag
____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet
Slide 35 - Quizvraag
Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag
Slide 36 - Quizvraag
..... (müssen) ich da umsteigen?
A
müss
B
mass
C
müsse
D
muss
Slide 37 - Quizvraag
Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag
Slide 38 - Sleepvraag
Lernziel
- Aan het einde van de les kan je een rijtje van haben en sein opzeggen.
- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Slide 39 - Tekstslide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 40 - Tekstslide
die Hausaufgaben
Leren:
Leer de samenvatting voor de toetsweek. Schrijf de rijtjes van haben & sein op, de regels voor de lidwoorden, de uitgangen van het zwakke werkwoord, de vraagwoorden en oefen met test jezelf.