Rond 1500 zeilden de Portugezen en de Spanjaarden als eersten naar Amerika, Afrika en Azië. Zij waren vooral op zoek naar grondstoffen. In Noord- en Zuid-Amerika veroverden Europeanen grote gebieden, waar zij zich vestigden als boer of grote plantages stichtten, die door slaven bewerkt werden. In Afrika en Azië bouwden de Europeanen vooral handelsposten aan de kust. Vanuit deze forten kochten ze handelswaar, zonder gebied te veroveren. Het binnenland bleef daarom lang onbekend gebied voor de Europeanen.
Dat veranderde in de de 19e eeuw, er begon een soort wedstrijd tussen Europese landen om zoveel mogelijk land te veroveren. Ze wilden hun gebied uitbreiden met kolonies tot een imperium, een rijk. Deze periode waarin Europese landen grote delen van Azië en Afrika veroverden, wordt daarom de periode van modern imperialisme genoemd.