Je bloedsomloop 8.4 deel 2

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bloedsomloop

Slide 2 - Woordweb

Bloedsomloop bestaat uit...
A
Hart en bloedvaten
B
Alleen het hart
C
Alleen de bloedvaten
D
Alleen bloedvaten

Slide 3 - Quizvraag


Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

De weg van de grote bloedsomloop is:
A
Longen - overige organen - hart
B
Hart - overige organen - hart
C
Overige organen - longen - hart
D
Longen - hart - longen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen slagaders en aders?
A
slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed, aders zuurstofarm
B
slagaders voeren bloed van het hart af, aders naar hart toe
C
slagaders hebben kleppen, aders dikke wanden
D
slagaders voel je altijd kloppen, aders nooit

Slide 7 - Quizvraag

Waar is bloeddruk het hoogst?
A
Bij 1
B
Bij 2
C
Allebei even hoog

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

welk deel van het hart heeft de dikste, gespierde wand?
A
rechterboezem
B
linkerboezem
C
rechterkamer
D
linkerkamer

Slide 14 - Quizvraag

welk bloedvat vervoert bloed van het hart naar de longen?
A
holle ader
B
longader
C
longslagader
D
aorta

Slide 15 - Quizvraag

welk bloedvat vervoert bloed van het hart naar alle delen van je lichaam?
A
holle ader
B
longader
C
longslagader
D
aorta

Slide 16 - Quizvraag

werken aan weektaak
ongeveer tot opdracht 15 af
nakijken
slimstampen

Slide 17 - Tekstslide

Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.

Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.

Slide 18 - Quizvraag

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de bloeddruk?
A
De druk die het bloed uitoefent op het hart
B
De druk die het bloed uitoefent op de bloedvaten

Slide 20 - Quizvraag

Bij een medisch onderzoek wordt de bloeddruk gemeten. De arts doet een manchet om de bovenarm en pompt de manchet op. De manchet drukt de armslagader dicht. Vervolgens laat de arts de lucht uit de manchet weglopen tot er weer bloed door de slagader stroomt.

Op welke plaats in de afbeelding zal de bloeddruk dan het eerst stijgen?
A
Plaats 1
B
Plaats 2
C
Plaats 3
D
Plaats 4

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een gemiddelde bloeddruk?
A
120/80
B
80/120
C
130/90
D
90/130

Slide 22 - Quizvraag

Welke onderwerpen van paragraaf 8.1, 7.4, 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4 vonden jullie nog lastig?

Slide 23 - Open vraag

volgende les 
Maak de test jezelf in je werkboek. 
Maak de opdrachten van 7.4, 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4.
Fijne vakantie!

Slide 24 - Tekstslide