Grammatica 1 - herhaling basis enkelvoudige zinnen

Grammatica zinsontleding
Herhaling basis
Enkelvoudige zinnen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsontleding
Herhaling basis
Enkelvoudige zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Wat weet je nog?
Ontleden per begrip
Zelfstandig werken
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoel 1: Ik ken alle begrippen om enkelvoudige zinnen te ontleden.
Lesdoel 2: Ik kan enkelvoudige zinnen correct ontleden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog over grammatica zinsontleding?

Slide 4 - Woordweb

volgorde van ontleden
1
2
3
4
5
6
7
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
bwb
zinsdelen

Slide 5 - Sleepvraag

De persoonsvorm kan je op drie verschillende manieren vinden. Eén manier werkt niet altijd. Welke manier is dit?
A
PV van tijd veranderen.
B
PV van getal (ev/mv) veranderen.
C
De zin vragend maken.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom werkt de zin vragend maken niet altijd als je de PV zoekt?

Slide 7 - Open vraag

Op welke twee manieren kan je bepalen waar je zinsdeelstrepen moet zetten?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Het werkwoordelijke gezegde bevat alle werkwoorden in de zin. Daar horen nog enkele onderdelen bij. Wat hoort nog meer bij het wwgez?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Link

Uit welke woordsoorten kan het onderwerp bestaan?

Slide 13 - Woordweb

Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar.
Ja, ze zijn een stel!
Nee, ze houden niet van elkaar.

Slide 14 - Poll

Onderwerp (ow)
Aan het werkwoord kan je zien hoeveel zinsdelen je nodig hebt. Bij sommige werkwoorden heb je aan één zinsdeel, namelijk het onderwerp, genoeg om een goede zin te maken.
Voorbeeld: Ik slaap.               
       Ik loop.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Het lijdend voorwerp (lv) ondergaat de actie van het werkwoord.

Voorbeeld: De leraar gooit zijn pen naar de leerling.

'Zijn pen' ondergaat de actie van het werkwoord. 'Zijn pen' wordt namelijk gegooid. Dus is 'zijn pen' hier lv.

Slide 17 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
Bij sommige werkwoorden heb je meerdere zinsdelen nodig. Dat kan je al zien aan het werkwoord.
Voorbeeld: eten.
Zinsconstructie bij eten: iemand / eet / iets.
In een zin: Hij / eet / soep.
Kortom: onderwerp / pv/wg / lijdend voorwerp.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Het meewerkend voorwerp (mv) werkt mee. Je hebt namelijk iets of iemand nodig om de actie van het werkwoord uit te kunnen voeren.
Voorbeeld: De leraar geeft zijn pen aan de leerling.
'Aan de leerling' heb je nodig om de actie van het werkwoord uit te kunnen voeren. Je moet de pen aan iemand kunnen geven. Dus 'aan de leerling' is hier mv.

Slide 20 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp (mv)
Bij sommige werkwoorden heb je meerdere zinsdelen nodig. Dat kan je al zien aan het werkwoord.
Voorbeeld: geven.
Zinsconstructie bij geven: iemand / geeft / iets / aan iemand.
In een zin: Hij / geeft / soep / aan zijn zieke oma.
Kortom: onderwerp / pv/wg / lijdend voorwerp.

Slide 21 - Tekstslide

Wat hoort allemaal onder de bijwoordelijke bepaling?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Link

Tijd over?
Oefen verder met deze basisbegrippen op www.cambiumned.nl of kijk uitlegfilmpjes op YouTube (Taalprof of Arnoud Kuijpers).

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn jouw vragen aan de hand van deze les?

Slide 25 - Open vraag

Noem twee dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 26 - Open vraag

Heb je de lesdoelen behaald?
Lesdoel 1: Ik ken alle begrippen om enkelvoudige zinnen te ontleden.
Lesdoel 2: Ik kan enkelvoudige zinnen correct ontleden.
Ik heb beide lesdoelen nog niet behaald.
Ik heb lesdoel 1 behaald.
Ik ben nog aan het oefenen, maar denk wel lesdoel 1 en 2 binnenkort te behalen.
Ik heb lesdoel 1 en 2 behaald.

Slide 27 - Poll