NOVA H4 les H2.4 rekenen aan reacties

NOVA H2 Rekenen in de chemie
 H1.4 Rekenen aan reacties
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NOVA H2 Rekenen in de chemie
 H1.4 Rekenen aan reacties

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

In deze les leer je

 hoe je met een stappenplan rekent aan reacties


Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Geef de reactievergelijking
  2. Wat is de gegeven stof
  3. Wat is de gevraagde stof?
  4. Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
  5. Wat is de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
  6. Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde grootheid en eenheid
  7. Controleer de significantie

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel gram glucose kan er
verbrand worden
door 2,4*10^24 moleculen zuurstof?
Geef de reactievergelijking
Wat is de gegeven stof
Wat is de gevraagde stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
Wat is hiervan de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde eenheid
Controleer de significantie

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel gram glucose kan er
verbrand worden
door 2,4*10^24 moleculen zuurstof?
Geef de reactievergelijking
Wat is de gegeven stof
Wat is de gevraagde stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde eenheid
Controleer de significantie
gegeven stof 
gevraagde stof

Slide 5 - Sleepvraag


Hoeveel gram glucose kan er
verbrand worden
door 2,4*10^24 moleculen zuurstof?
Geef de reactievergelijking
Wat is de gegeven stof
Wat is de gevraagde stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde eenheid
Controleer de significantie
A
6,0 mol
B
3,9... mol
C
3,9 mol
D
4,0 mol

Slide 6 - Quizvraag


Hoeveel gram glucose kan er
verbrand worden
door 2,4*10^24 moleculen zuurstof?
Geef de reactievergelijking
Wat is de gegeven stof
Wat is de gevraagde stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde eenheid
Controleer de significantie
A
antwoord van de vorige delen door 6
B
36 mol
C
0,66 mol
D
3,6 mol

Slide 7 - Quizvraag


Hoeveel gram glucose kan er
verbrand worden
door 2,4*10^24 moleculen zuurstof?
Geef de reactievergelijking
Wat is de gegeven stof
Wat is de gevraagde stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gegeven stof?
Wat is de chemische hoeveelheid gevraagde stof?
Reken de chemische hoeveelheid om naar de gevraagde eenheid
Controleer de significantie
A
120 g
B
12 g
C
1,2*10^2 g
D
119 g

Slide 8 - Quizvraag

Rekenen aan reacties

Uit de reactievergelijking kun je de molverhouding afleiden waarin stoffen reageren en ontstaan. Door het aantal mol om te rekenen in gram of liter kun je precies berekenen hoeveel stof je nodig hebt.

Omdat er meerdere rekenstappen nodig zijn, is het handig om gebruik te maken van een stappenplan

Slide 9 - Tekstslide

Keuze moment

Leer werken met het stappenplan


- LEES de uitleg in het boek (ga naar NOVA H1.4 en bestudeer de theorie)

OF

- KIJK naar de uitleg van Sieger Kooij op youtube (volgende dia)

EN/OF

GA opgave 2-5 van 1.4 maken

Slide 10 - Tekstslide

welke belangrijke informatie geeft de reactievergelijking voor het rekenen aan reacties?
A
de massaverhouding waarin de stoffen reageren
B
de molverhouding waarin stoffen reageren
C
de formules van de stoffen
D
de molecuulmassa van de stoffen

Slide 11 - Quizvraag

naar welke eenheid moet je ALTIJD omrekenen bij rekenen aan reacties? (centraal station)
A
gram
B
liter
C
gram per mol
D
mol

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Bereken hoeveel gram overeenkomt met 0,34 mol kaliumchloride. Geef het antwoord in het juiste aantal significante cijfers

Slide 14 - Open vraag

Werk de volgende vraag uit in je schrift (stappenplan):
Bereken hoeveel gram water ontstaat bij de verbranding van 32 gram CH4. De reactievergelijking is:

CH4+2O2>CO2+2H2O

Slide 15 - Open vraag

oefenen

eerst train je het invullen van het stappenplan

daarna oefen je met de uitwerking (berekeningen)

Pak nu je schrift en schrijf mee

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 34 gram water?
Vul de eerste 3 stappen van het stappenplan in (neem over in je schrift):
stap 1: reactievergelijking
stap 2: molverhouding
stap 3: wat is gegeven, wat is gevraagd?

Slide 17 - Open vraag

Maak het schema in je schrift af met stap 4 t/m 6. Gebruik de reactievergelijking als een tabel (zie tabel 3 of 4 blz 56)

Slide 18 - Open vraag

Voer nu de berekeningen uit volgens de stappen in het schema. Doe dit op papier en vul hieronder alleen het eindantwoord in

Slide 19 - Open vraag

stap 7 Controleer

Het is belangrijk om je antwoord te controleren. Gebruik het volgende lijstje. CONTROLEER

A ntwoord (heb je antwoord gegeven op de vraag?)

L ogisch (is het realistisch, zou het kunnen kloppen?)

L eesbaar (geen cijfers door elkaar, onduidelijk gekriebel?)

E enheid (staat die achter het getal en is die juist?)

S ignificantie

Noteer in je schrift!

Slide 20 - Tekstslide

controleer nu je eigen antwoord en kies het juiste antwoord:
hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 34 gram water?
A
30
B
30,19 gram
C
30,2 gram
D
30 gram

Slide 21 - Quizvraag

Test jezelf
hoeveel mg chloor ontstaat bij de ontleding van 1,20 gram natriumchloride?
Werk de opgave uit in je schrift volgens het 7 stappenplan.

Slide 22 - Open vraag

Hoe goed kun je de molverhouding afleiden uit de reactievergelijking?
A
het lukt niet, ik kan geen reactievergelijkingen opstellen
B
het lukt niet, ik weet niet naar welke getallen ik moet kijken
C
ik weet dat ik naar de coëfficiënten moet kijken, maar begrijp niet waarom
D
kloppend maken lukt prima en ik begrijp waarom ik naar de coëfficiënten moet kijken

Slide 23 - Quizvraag

Hoe goed kun je het schema met de 7 stappen invullen?
A
niet, ik heb geen idee wat de 7 stappen zijn
B
niet, ik heb die stappen helemaal niet nodig
C
als ik een voorbeeld zie, kan ik het nadoen
D
prima, ik ken de 7 stappen uit mijn hoofd

Slide 24 - Quizvraag

Heb je nog een vraag over deze les, stel hem dan hier:

Slide 25 - Open vraag

Eigen werk


Vaardighedentrainer van H2.4 tot en met opgave 10

Slide 26 - Tekstslide