Recap grammar U.1 M3

Speaking English
Recap grammar U.1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Speaking English
Recap grammar U.1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De  present simple vs de present continuous hoe zat dit ook alweer? Wat weten jullie nog over deze twee tijden?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
  • De present simple is een vorm van de tegenwoordige      tijd.
  • Je gebruikt de present simple bij gebeurtenissen die ...
  •  ... altijd ...
  • ... nooit ...
  • ... regelmatig plaatsvinden
  • Je gebruikt de present simple ook bij feiten en                gewoontes.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de Present Simple? 
I work
Do I work?
I don't work
You work
Do you work?
You don't work
He/She/It works
Does he/she/it work?
He/She/It doesn't work
We work
Do we work?
We don't work
You work
Do you work?
You don't work
They work
Do they work?
They don't work
Hoe maak je de Present Simple?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN signaalwoord van de present simple?
A
always
B
never
C
yesterday
D
sometimes

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 6 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
Welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

present simple (+):
He always ____ (to play) football on Saturdays.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple(-)
I ___( to live) in Madrid.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

present simple (?):
___ ___(he, to do) his homework?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies




Present Continuous
Present Continuous

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Formule
Gebruik
Voorbeeld
+= am/is/are + hele werkwoord + ing
- Iets gebeurd nu.
- Iets is nu aan de gang

The teacher is writing on the board.

You are always running late!
-= Am/is/are + not + hele werkwoord + ing.
.
The teacher is writing on the board.

You are running late right now.
?= Am/is/are + onderwerp + hele werkwoord + ing?
Is the teacher writing on the board?

Are you running late right now?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 13 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is of iets gaat gebeuren in de toekomst
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De present continuous (+):
They _____ (to talk) now.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De present continuous (-):
The students _____ (to listen) right now.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De present continuous (?):
______ (the dog, to chew) on his toy?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: hoe maak je een comparison?
A
er - est
B
er - est/more - most
C
more - most
D
er - more - most

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons, which is correct?
A
Bad -> worse -> worst
B
Bad -> badder -> baddest
C
Bad -> worst -> baddest
D
Bad -> worse -> baddest

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: welke is onjuist?
A
big - biger - biggest
B
good - better - best
C
busy - busier -busiest
D
nice - nicer - nicest

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Put these three words in the correct order of comparison.
hard
hardest
harder

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Put the comparisons in the correct place.
My little brother is __________.
He is even __________ than our cousin.
But my sister is the ___________. She's only 2 months old!
youngest
younger
young

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: vul aan
Old - ........... -............

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons - vul aan:
good - ............... - ...............

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons - vul aan:
Happy - ................. - .................

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons - vul aan:
wet - ................. - .................

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Study words + expressions U.1

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

See you next week!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies