Grammatica: woordsoorten (Picto 9-12) (Nog niet af)

Zinsbouw
Zinnen maken
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsbouw
Zinnen maken

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je kunt goede zinnen maken.
Je kunt woordsoorten herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Doel  Je kunt goede zinnen maken.
Picto ____: bladzijde ________ (herhaling)
Opdrachten  
Oefen in tweetallen.
a) Noem om de beurt een zin.
    Wijs de pictogrammen aan.
b) Noem om de beurt alle zinnen op de bladzijde.
    Wijs de pictogrammen aan.


Slide 3 - Tekstslide

Doel  Je kunt goede zinnen maken.
Picto ____: bladzijde ________
Opdrachten  1) Luister, kijk en wijs de pictogrammen aan.
2) Luister, kijk en wijs het nummer aan. Noem het nummer.
3) Luister, kijk, wijs de pictogrammen aan en zeg na.
4) Wijs de pictogrammen aan en noem de zin.
5) Oefen in tweetallen. Noem om de beurt een zin.
6) Luister naar de zin. Beeld uit. Geef antwoord op de vraag.
7) Bedenk een zin. Beeld uit. Geef antwoord op de vraag.


Slide 4 - Tekstslide

Doel  Je kunt goede zinnen maken.
Huiswerk
Leer Picto ____: bladzijde ________
        Picto ____: bladzijde ________

Slide 5 - Tekstslide

Doel  Je kunt de volgende woordsoort herkennen: 
het werkwoord. (vanaf Picto 9)

Uitleg  werkwoord (ww)
1) Wat iets of iemand doet.
    Voorbeelden: lopen - zwemmen - praten - lopen
2) Wat er gebeurt.
    Voorbeelden: regenen - sneeuwen - waaien - onweren
3) Wat iets of iemand is, heeft of wordt.
    Voorbeelden: zijn - hebben - worden



Slide 6 - Tekstslide

Doel  Je kunt de volgende woordsoorten herkennen: het zelfstandig naamwoord en het lidwoord. (vanaf Picto 9)

Uitleg  zelfstandig naamwoord (zn)
1) Mensen  Voorbeelden: jongen - meisje - docent - baby
2) Dieren    Voorbeelden: hond - kat - vis - vogel
3) Dingen   Voorbeelden: huis - tas - tafel - jas
4) Namen   Voorbeelden: Sara - Purmerend - Nederland
Lidwoord   de - het - een. Een lidwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.


Slide 7 - Tekstslide

Doel  Je kunt de volgende woordsoort herkennen:
het persoonlijk voornaamwoord. (vanaf Picto 9)

Uitleg  persoonlijk voornaamwoord (pvw)
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar mensen, dieren of dingen.

Voorbeelden: 
ik - je - jij - u - hij - zij - ze - het - wij - we - jullie - zij - ze
mij - me - jou - hem - haar - ons - hen - hun



Slide 8 - Tekstslide

Doel  Je kunt de volgende woordsoort herkennen:
het voorzetsel. (vanaf Picto 9)

Uitleg  voorzetsel (vz)
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord.
Voorbeelden: op - onder - in - uit - voor - achter
naast - tussen - bij - door - over - tegen - naar





Slide 9 - Tekstslide

Vragen?
1) Je kunt goede zinnen maken.
2) Je kunt woordsoorten herkennen.

Heb je nog vragen?

Slide 10 - Tekstslide

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt goede zinnen maken.
2) Je kunt woordsoorten herkennen.


Slide 11 - Tekstslide

Ik kan goede zinnen maken.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 12 - Quizvraag

Ik kan woordsoorten herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 13 - Quizvraag