10.2 zenuwcellen en zenuwen

WELKOM 
Welkom! 


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WELKOM 
Welkom! 


Slide 1 - Tekstslide

BS 2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 2 - Tekstslide

eerst een paar startvragen op je scherm

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
Het regelen van de werking van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is hier de prikkel?
en de impuls?
Waar wordt je bewust van de prikkels
Prikkel
impuls
bewust

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen + hersenstam + ruggenmerg
B
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam
C
Grote hersenen + kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
prikkel-zintuig-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
B
prikkel-impuls- zintuig-zenuw-hersenen-waarneming
C
zintuig-prikkel-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
D
prikkel-zintuig-waarneming-impuls-zenuw-hersenen

Slide 8 - Quizvraag

Prikkel: 
Licht
Prikkel: 
Geur
Prikkel: 
Smaak
Prikkel: 
Geluid
Prikkel: 
Temperatuur, Pijn

Slide 9 - Sleepvraag

leerdoelen
  • Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen.
  • Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
  • Je kunt drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt omschrijven wat een zenuw is en je kunt drie typen zenuwen noemen met hun kenmerken. 
  • Je kunt de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 10 - Tekstslide

Werking van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. 

Het zenuwstelsel regelt de werking van spieren en klieren.

Slide 11 - Tekstslide

Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit het 
.... en .....



Slide 12 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel en de zenuwen vormen samen het zenuwstelsel.

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit: 
-Grote hersenen
-kleine hersenen
-Hersenstam
-Ruggenmerg

Slide 13 - Tekstslide

BS 2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 14 - Tekstslide

Zenuwcellen
  • geleiden impulsen 
  • bestaat uit een cellichaam met  daarin de celkern

  • Het cellichaam heeft uitlopers. 
  • Via de uitlopers gaan impulsen naar spier of klier 
  • kunnen meer dan een meter lang zijn

Slide 15 - Tekstslide

Typen zenuwcellen

Er zijn drie typen zenuwcellen:

  1.  Gevoelszenuwcellen
  2.  Schakelcel
  3.  Bewegingszenuwcel

Gevoelszenuwcellen

Schakelcel
Bewegingszenuwcel

Slide 16 - Tekstslide

Gevoelszenuwcel
  • Geleiden impulsen van  
       zintuigen naar het centrale         zenuwstelsel
  • Cellichamen liggen vlak bij   het centrale zenuwstelsel

Slide 17 - Tekstslide

Bewegingszenuwcel
  • Geleiden impulsen van het  
       centrale zenuwstelsel naar         spieren of klieren
  • Cellichamen liggen IN het  
       centrale  zenuwstelsel

Slide 18 - Tekstslide

Schakelcel
  • Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
  • Liggen dus helemaal in het centrale zenuwstelsel!
  • Verbind de andere twee als een "schakel"

Slide 19 - Tekstslide

Het doorgeven van impulsen

Slide 20 - Tekstslide

Zenuwen
De uitlopers in een bundel bij elkaar: zenuwen

Om elke uitloper zit een isolerend laagje: impulsen kunnen niet "overspringen" naar andere uitloper

Een laagje bindweefsel, dat om het isolerende laagje zit, bundelt de uitlopers en   beschermd de zenuw

Slide 21 - Tekstslide

Typen zenuwen
  • Gevoelszenuw bevat alleen uitlopers van     gevoelszenuwcellen (bijvoorbeeld de oogzenuw)
  • Bewegingszenuw bevat alleen uitlopers van 
       bewegingszenuwcellen
  • Gemengde zenuw bevat uitlopers van zowel de  
      gevoelszenuwcellen als de bewegingszenuwcellen.
      De meeste zenuwen in het lichaam zijn gemende zenuwen.

Slide 22 - Tekstslide

een paar vragen op je scherm

Slide 23 - Tekstslide

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centraal zenuwstelsel naar de spieren?
A
Schakelcellen
B
Bewegings zenuwcellen
C
Gevoelszenuwen
D
Alle zenuwcellen

Slide 24 - Quizvraag

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Welk van deze
zenuwcellen is
een gevoelszenuwcel?
A
helemaal links
B
helemaal rechts
C
in het midden

Slide 26 - Quizvraag

In de tekst hiernaast is sprake van uitlopers van zenuwcellen. Hoe heten die zenuwcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor type zenuwcel is zenuwcel 1?
A
Bewegingszenuwcel
B
Schakelcel
C
Gevoelszenuwcel
D
Weet ik niet

Slide 28 - Quizvraag


Juist of Onjuist:
A: Gevoelszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
B: Schakelcellen liggen vind je alleen in het centrale zenuwstelsel.

A
A = Juist
B
B = juist
C
A & B zijn juist
D
Geen van beiden

Slide 29 - Quizvraag


Bij Guillain-Barré worden gevoelszenuwcellen aangetast. Bekijk onderstaande afbeelding. Met welke letter wordt een gevoelszenuw aangegeven? 
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quizvraag

§ 10.1 en § 10.2
  • Het zenuwstelsel en de zenuwcellen

  • 10.1  1 t/m 6 (blz. 106 t/m 110)
  • 10.2  1 t/m 7 (blz. 111 t/m 119)

  • Heb je dit gedaan - ga je nakijken met nakijkboek op Teams

Slide 31 - Tekstslide

Het ruggenmerg

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wat vond je van de uitleg in deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll