4H thema 7 basisstof 5 deel 1

Ecologie
4 Havo
Thema 7
Basisstof 5 deel 1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ecologie
4 Havo
Thema 7
Basisstof 5 deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen van de les
  • Wat weten we nog van ecosystemen en populatiegroei?
  • Van een predator-prooi relatie naar een voedselketen
  • Van een voedselketen naar een voedselweb
  • De terugkeer van de wolf op de Veluwe?
  • Oefenen met een examenvraag
  • Verder met opdracht populaties en ecosystemen

Slide 2 - Tekstslide

Met welke huiswerkvragen had je moeite? Wat vond je lastig aan deze vraag/vragen?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
Na deze les kun je: 
  • In een context de voedselrelaties en informatienetwerken in een ecosysteem beschrijven.
  • Je kennis over voedselrelaties gebruiken om in een bepaald gebied een voedselweb te construeren.

Slide 4 - Tekstslide

Wat je nog van het
organisatie niveau
ecosysteem?

Slide 5 - Woordweb

Wat is het verschil tussen dichtheidsafhankelijke en dichtheidsonafhankelijke factoren? Geef bij beide twee voorbeelden.

Slide 6 - Open vraag

Verschillende factoren
De factoren die een rol spelen bij veranderingen in de populatiedichtheid zijn in te delen zijn in twee groepen: 
  • dichtheidsafhankelijke factoren, bijvoorbeeld predatie, parasitisme, ziekte en voedselconcurrentie. Deze voorbeelden spelen een grotere rol in een populatie met een hoge populatiedichtheid dan bij een lage populatiedichtheid. Dit creëert door negatieve terugkoppeling een biologisch evenwicht. Meer daarover op de volgende slide.
  • dichtheidonafhankelijk factoren, zoals het klimaat. Het maakt hierbij niet uit hoe hoog de populatiedichtheid is, het speelt in beide gevallen een rol. Dit was het geval bij de sprinkhanenplaag: door een positieve invloed van het klimaat (meer en langere periode van regen) waardoor meer eitjes uitkwamen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen populaties en ecosystemen?

Slide 8 - Open vraag

Populatie, levensgemeenschap en ecosysteem
Populatie = een verzameling individuen van één soort in een bepaald gebied.
Ecosysteem = een begrensd gebied waarin een wisselwerking tussen verschillende onderdelen optreed.

Verschillen: een populatie  bestaat uit één soort en een ecosysteem bestaat uit populaties van verschillende soorten (binnen een afgebakend gebied) en de abiotische factoren.

Slide 9 - Tekstslide

Voedselrelaties
Vorige les heb je geleerd dat predatie van een soort leidt tot een afname van de popualtiegrootte van deze soort. Voorbeeld uilen prederen (predatie = eten van dieren) muizen, waardoor de populatie muizen afneemt. Die muizen eten ook iets, namelijk zaden van planten. 

Het eten van planten noemen we vraat. De uil die muizen eet, kan op zijn beurt weer gegeten worden door een ander roofdier. Op deze manier ontstaan er een keten van soorten die door een andere soort worden gegeten --> voedselketen.

Slide 10 - Tekstslide

Voedselketen
In een voedselketen dient elke populatie als voedselbron voor een andere populatie waarbij de pijl wijst naar de eter (het voedsel gaat die richting uit). Elke populatie in een voedselketen vormt een trofisch niveau, dus in het plaatje hiernaast zie je vijf trofische niveaus.

Een voedselketen begint altijd met een plantensoort, omdat zij zelf voor hun voedsel zorgen (maken uit anorganische stoffen organische stoffen). Dit maakt ze autotroof.

Alle diersoorten die daarna komen eten andere organismen, omdat ze niet hun eigen voedsel kunnen maken. Dit maakt ze heterotroof. Ze maken uit organische stoffen uit hun voedsel andere organische stoffen.

Slide 11 - Tekstslide

Van een voedselketen naar een kringloop
Autotrofe organismen (planten) maken hun eigen voedsel en worden daarom ook wel producenten genoemd.
Heterotrofe organismen (dieren) halen hun voedingsstoffen uit andere organismen en worden daarom ook wel consumenten genoemd. Afvaleters is een speciale groep consumenten die dood organisch materiaal eten. 
Een derde groep organismen (genaamd reducenten, bijv. bacteriën) leven van dood organisch materiaal dat ze omzetten naar anorganisch materiaal. Dit kan dan weer door planten uit de bodem opgenomen worden en omgezet tot organisch materiaal. Zo is er een kringloop van stoffen (zie plaatje). Belangrijk: afvaleters zijn geen reducenten! Afvaleters zijn consumenten omdat ze van organisch materiaal organisch materiaal maken. Reducenten maken van organisch materiaal anorganisch materiaal.

Slide 12 - Tekstslide

Trofische niveaus
Een voedselketen begint altijd met een producent, omdat deze organische stoffen produceert. Daarnaast kan een voedselketen 2 of meer consumenten bevatten, die per trofisch niveau (schakel in een voedselketen) genummerd worden. De consument van de 1ste orde eet de producent (herbivoor!). De consument van de 2de orde eet de consument van de 1ste orde (carnivoor). De consument van de 3de orde eet de consument van de 2de orde, etc. 

Slide 13 - Tekstslide

Verschillende kringlopen binnen één voedelketen
Producenten:
anorganisch materiaal --> organisch materiaal
Consumenten:
(afvaleters: dood) organisch materiaal --> organisch materiaal
Reductenten:
dood organisch materiaal --> anorganisch materiaal

Het dode organische materiaal kan afkomstig zijn uit elk trofisch niveau. Niet elk individu uit een populatie wordt gegeten, sommige sterven door andere redenen zoals ziektes, parasieten, te weinig voedsel en ouderdom (zie vorige les). Reducenten kunnen daardoor organisch materiaal uit elk trofisch niveau omzetten tot anorganisch materiaal (zie plaatje)

Slide 14 - Tekstslide

Van een voedselketen naar een voedselweb
Populaties leven echter zelden van maar één andere soort, waardoor voedselketens in een ecosysteem door elkaar heen lopen. Er ontstaat daardoor een web aan voedselketens --> een voedselweb.
Een voedselweb kan op verschillende manieren worden weergegeven, maar ook hierbij geldt dat de pijl altijd wijst naar waar het voedsel heen gaat.

Een voedselweb is een realistischere weergave van de werkelijkheid omdat een soort in meerdere voedselketens tegelijk betrokken kan zijn. Een dier is niet standaard een consument van een bepaalde orde en kan in een voedselweb daarom een consument van verschillende ordes zijn. Voorbeeld: de koolmees in het plaatje is zowel consument van de 1ste orde als van de 3de orde.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Voorbeeld voedselketen
In het filmpje zag je dat wolven niet welkom zijn op de heide omdat ze wilde schapen (moeflons) eten. Moeflons eten jonge bomen (bijv. eiken) en gras, waardoor het heide gebied in stand gehouden wordt. Met deze kennis van deze drie soorten in dit gebied kun je een voedselketen maken. Je weet dat:
  • De eiken zijn producenten en staan daarom aan het begin van de voedselketen.
  • De bomen worden gegeten door de moeflons, zij zijn daarom de consumenten van de 1ste orde.
  • De wolven eten de moeflons en zijn daarom in deze voedselketen consumenten van de 2de orde.
Als er meer soorten in dit gebied leven die een voedselrelatie hebben met deze soorten kun je van deze voedselketen een voedselweb maken om een realistischer beeld van het ecosysteem te geven (Binas tabel 93E1).

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld voedselketen
De wolven mogen het gebied van de Veluwe niet in omdat dit een verstoring van het biologisch evenwicht (Binas tabel 93D2) tussen de moeflons en bomen geeft.

De populatie wolven zou een deel van de populatie moeflons eten, waardoor de populatie moeflons kleiner zou worden. Minder moeflons kunnen minder bomen eten, waardoor de populatie van bomen kan groeien. De bomen zouden dan het (heide)gebied overnemen (geen voedselrelatie), waardoor er een ander ecosysteem ontstaat.

Om van de plaatjes hiernaast een voedselketen te maken, moeten er nog pijlen worden getekend. Moeten de pijlen  naar de wolf (omhoog) of naar het plantje (omlaag) wijzen?

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg filmpje
Als je de uitleg wat moeilijk vond of er nog meer van wilt weten, kijk dan onderstaand filmpje. Daarin wordt het nogmaals uitgelegd:

https://www.youtube.com/watch?v=cDQqVA2Hy6A

Slide 19 - Tekstslide

Consument van welke orde is de adder als hij kikkers eet?
A
2de
B
3de
C
4de
D
5de

Slide 20 - Quizvraag

In het bos zie je vaak dode of omgevallen bomen en heel veel blaadjes. Op straat worden deze verwijderd maar in het bos worden deze niet verwijderd omdat ze een taak hebben: ze worden gegeten waarbij de organische stoffen worden omgezet in anorganisch stoffen. Welke groep organismen doet dit?
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
D
Afvaleters

Slide 21 - Quizvraag

Herbivoren kunnen alleen consumenten van de 1ste orde zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Afvaleters zijn reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Examenvraag
Beantwoord onderstaande vraag op de volgende slide. Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Tekstslide


Slide 25 - Open vraag

Uitleg examenvraag
Planteneters zijn consumenten van de 1ste orde omdat ze producenten en geen andere consumenten eten. Vale gieren eten dode planteneters (consumenten van de 1ste orde) en zijn daardoor consumenten van de 2de orde.
Lammetjes drinken moedermelk of eten gras en zijn dus ook planteneters. Vale gieren zijn in deze voedselrelatie dus ook consumenten van de 2de orde. --> B is juist.

Deze vraag is ook te beantwoorden door weg te strepen:
  • Er is niet gezegd dat Vale gieren planten eten, dus kunnen ze in dit geval geen consument 1ste orde zijn --> A, D en E vallen af.
  • Vale gieren zijn dieren en kunnen dus geen reducenten zijn (wel afvaleters!) --> C en F vallen af.
  • B blijft over --> is juist.

Slide 26 - Tekstslide

Zelf werken
Lees:
  - Basisstof 5: blz. 159 en 160

Maak:
  - Opdracht 8
  - Stap 3 van opdracht populaties en ecosystemen

Slide 27 - Tekstslide

Wat vond je lastig in deze les?
Welke vraag/vragen heb je nu?

Slide 28 - Open vraag

Afsluiting
Heb je de leerdoelen behaald?
Na deze les kun je:
  • In een context de voedselrelaties en informatienetwerken in een ecosysteem beschrijven.
  • Je kennis over voedselrelaties gebruiken om in een bepaald gebied een voedselweb te construeren.

Deze les hebben we het gehad over verschillende voedselrelaties in een ecosysteem. Volgende les kijken we naar ander soorten relaties in ecosystemen.

Slide 29 - Tekstslide