Grammatica brugklas les 2

Lesplanning
  • Terugblik vorige les
  • Theorie zinsdelen
  • Theorie werkwoorden
  • Oefenen met werkwoorden
  • Zelfstandig werken in je werkboekje
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lesplanning
  • Terugblik vorige les
  • Theorie zinsdelen
  • Theorie werkwoorden
  • Oefenen met werkwoorden
  • Zelfstandig werken in je werkboekje

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Wat hebben de persoonsvorm en het onderwerp met elkaar te maken?

Slide 3 - Open vraag

De rode auto reed veel te hard door de straat.
PV= + OW=

Slide 4 - Open vraag

De buurman van nummer 4 heeft gisterenavond vuurwerk afgestoken
PV= + OW=

Slide 5 - Open vraag

Ik ben gisterenavond wezen zwemmen
PV= OW=

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Overleg 2 minuten met je buurman en buurvrouw en typ in 1 zin hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen
timer
2:00

Slide 8 - Open vraag

Meer werkwoorden in een zin
Ik ben gisteren wezen zwemmen
Welke werkwoorden staan er allemaal in de zin?
Wat is de persoonsvorm?

Welk woord vertelt je wat 'ik' gaat doen?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat zijn de kenmerken van een zelfstandig werkwoord?

Slide 11 - Open vraag

Ik kan de hele dag wel slapen

Het zelfstandig werkwoord is:
A
Ik
B
Dag
C
Kan
D
Slapen

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb tegen de bal geschopt

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 13 - Quizvraag

Mijn moeder heeft mij vroeger veel verhalen verteld

Het zelfstandig werkwoord is:
A
vroeger
B
verteld
C
mijn moeder
D
heeft

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin samen noem je het werkwoordelijk gezegde


Slide 15 - Tekstslide

Zelf oefenen
Je gaat nu zelf aan de slag met de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde
Oefening 3
Oefening 4
Oefening 5
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren een brief ontvangen.'

A
heeft
B
heeft ontvangen
C
ontvangen
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag

Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit één werkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik begin altijd om acht uur.
A
altijd
B
acht
C
ik
D
begin

Slide 21 - Quizvraag