Grammatica herhalingsles

Deze les
Grammatica:
- herhalen moeilijke gevallen
- oefenen!
- afmaken boekje alle letters (kijk na!)
- uitleg toetsing
Stillezen
Doel: je oefent met de verschillende woordsoorten en leert ze steeds beter kennen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les
Grammatica:
- herhalen moeilijke gevallen
- oefenen!
- afmaken boekje alle letters (kijk na!)
- uitleg toetsing
Stillezen
Doel: je oefent met de verschillende woordsoorten en leert ze steeds beter kennen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Onderstreep het betrekkelijk voornaamwoord, zet dubbele streep waar het betrekking op heeft:

De jongen die daar loopt...
Het meisje dat voor David zit.....
Mauro leende mij zijn fiets, wat ik erg aardig vond.
Wie dit leest is gek!
Deze baan is het beste wat mij overkomen is.

Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
De jongen die daar loopt...
Het meisje dat voor David zit.....
Mauro leende mij zijn fiets, wat ik erg aardig vond.
Wie (=degene die) dit leest is gek!
Deze baan is het beste wat mij overkomen is.

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen
- schrijf je antwoorden op (zo doe je goed mee)
- tussendoor moet je ook antwoorden invullen via Lesson Up
- ik zal hier en daar controlevragen stellen

Slide 6 - Tekstslide

Hij heeft jarenlang gerookt.
Hij = ??
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Wie nog vragen heeft over de toets, kan deze na de les aan mij stellen.
wie = ?
deze = ?

Slide 8 - Tekstslide

Wie nog vragen heeft over de toets, kan deze na de les aan mij stellen.
Wie = betr. vnw
deze = aanw. vnw

Slide 9 - Tekstslide

Wie zou je weleens willen ontmoeten?
wie = ?
je = ?

Slide 10 - Tekstslide

Wie zou je weleens willen ontmoeten?
Wie = vr. vnw
je = pers. vnw

Slide 11 - Tekstslide

Zijn vader heeft dat nooit geweten.
zijn =?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Zijn vader heeft dat nooit geweten.

dat =??
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Niemand van ons weet al wat hij gaat doen vanmiddag.
niemand = ?
wat = ?

Slide 14 - Tekstslide

Niemand van ons weet al wat hij gaat doen vanmiddag.
Niemand = onb. vnw
wat = vr. vnw

Slide 15 - Tekstslide

Maak kloppende zin met dit bouwschema:
Aanw. vnw - znw - hww - lw - znw - zww

Slide 16 - Open vraag

Niemand heeft hem ooit betrapt.

hem= ?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

De buurvrouw is gemeen, omdat zij mij geen snoep gaf met Halloween.
Het woord ‘omdat’ is in deze zin:

A
onbepaald voornaamwoord
B
voegwoord
C
voorzetsel

Slide 18 - Quizvraag

Wat vind jij de leukste sport die er is?
wat = ?
die = ?

Slide 19 - Tekstslide

Wat vind jij de leukste sport die er is?
Wat = vr. vnw
die = betr. vnw

Slide 20 - Tekstslide

Deze les
- overzicht woordsoorten op Magister (studiewijzer)! 
- grammatica oefenen
- boekje helemaal uitwerken en nakijken
- toets plannen
- stillezen
- nieuwsquiz

Slide 21 - Tekstslide

De jongen dacht dat hij in het struikgewas iets zag.
Het woord 'iets' is in deze zin:

A
aanwijzend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
onbepaald vnw
D
vragend vnw

Slide 22 - Quizvraag

Maak kloppende zin met dit bouwschema:
Lw- znw- vz- bz.vnw- znw- hww- bw- zww .

Slide 23 - Open vraag

De nieuwe minister kon de vragen die gesteld werden nog niet goed beantwoorden.
Het woord ‘die’ is in deze zin:
A
aanwijzend vnw
B
bijvoeglijk naamwoord
C
betrekkelijk vnw

Slide 24 - Quizvraag

Het eerst wat je moet doen bij brandwonden, is er water over laten lopen.
wat = ? lopen = ?

Slide 25 - Open vraag

Weet jij welke naam die stad heeft in carnavalstijd?
welke = ?
die = ?

Slide 26 - Tekstslide

Weet jij welke naam die stad heeft in carnavalstijd?
welke = vr. vnw
die = aanw. vnw

Slide 27 - Tekstslide

Onze kat heeft wat kale plekjes, doordat hij een ziekte heeft.
wat = ?
doordat =?

Slide 28 - Tekstslide

Onze kat heeft wat kale plekjes, doordat hij een ziekte heeft.
wat = onb. vnw
doordat = ondersch. vw

Slide 29 - Tekstslide

Als de uitslag goed is, vieren we feest.
is = ?

Slide 30 - Open vraag

De burgemeester laat onderzoeken of de bibliotheek toch open kan blijven.
of = ?
toch = ?
blijven = ?

Slide 31 - Tekstslide

De burgemeester laat onderzoeken of de bibliotheek toch open kan blijven.
of = ondersch. vw
 toch = bw
blijven = kww

Slide 32 - Tekstslide

Niveautoets maken
Niveau 1 t/m 5


                                      min. Toets B                        
                                      min. Toets A                              
                                                                                                           Geen cijfer,                                                                                                               maar verslag.
   

1
<3
2
4/5
3
6
4
7/8      
5
9/10
Norm: 70% = 6

Slide 33 - Tekstslide

A- toets: voornamelijk de basis, eenvoudige zinnen.
B- toets : lastigere woordsoorten, uitdagende zinnen.
Toets
Resultaat
Vervolg
A-toets
Niveau 1 t/m 3
Herkansen tot niveau 4
A-toets
Niveau 4 en 5
B-toets maken
B-toets
Niveau 1
A-toets maken
B-toets
Niveau 2
Herkansen tot niveau 3
B-toets
Niveau 3 en 4
Keuze herkansen naar hoger niveau
B-toets
Niveau 5
Geen vervolg

Slide 34 - Tekstslide

Boekje
A t/m N maken en nakijken!

Klaar? Ga stillezen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze les
- stillezen/literaire mindmap
- oefenen grammatica
- huiswerk
Telefoon in telefoontas!

Slide 36 - Tekstslide

stillezen 
Je pakt je leesboek en gaat stillezen.

Boek uit? Literaire mindmap!




timer
15:00

Slide 37 - Tekstslide

Verder oefenen
Maak samen of alleen:

Opdracht 10, 16 en 17 (p. 22 t/m 26)

Slide 38 - Tekstslide

Nakijken opdr. 10

Slide 39 - Tekstslide

Nakijken opdr. 16
1 je = pers. vnw
 mij = pers. vnw
2 je (1e) = pers. vnw
 je (2e) = wederkerend vnw
 elkaar = wederkerig vnw
3 hij = pers. vnw
 jou = pers. vnw


Slide 40 - Tekstslide

4 zich = wederkerend vnw
 onze = bez. vnw
5 jullie = pers. vnw
 je = wederkerend vnw
 elkaar = wederkerig vnw
6 wij = pers. vnw.
 ons = wederkerend vnw
 jullie = bez. vnw

Slide 41 - Tekstslide

Opdr. 17
1 a Eigen zin, bijvoorbeeld: Mijn moeder verkoopt de oude keukenmachine aan haar.
 b Eigen zin, bijvoorbeeld: Zullen wij elkaar bij de voornaam noemen?
 c Eigen zin, bijvoorbeeld: Mijn broer is uit zijn nieuwe broek gescheurd.
 d Eigen zin, bijvoorbeeld: Hij heeft zich aan mijn lange nagels bezeerd.

Slide 42 - Tekstslide

Huiswerk (nu beginnen)
- maak opdracht 12 (p. 77) opdr. 12 (p. 126) en opdracht 14.
- volledige boekje A t/m N

Slide 43 - Tekstslide

Deze les
- oefenen grammatica (herhaling diverse woordsoorten)
- stillezen/mindmap

Doel: je kent de verschillende voornaamwoorden en kunt de verschillende werkwoorden onderscheiden

Slide 44 - Tekstslide

Maak alleen of samen
- opdracht 12 (p. 77) 
- opdr. 12 (p. 126) 
- opdracht 14
- volledige boekje A t/m N nakijken

Slide 45 - Tekstslide

stillezen 
Je pakt je leesboek en gaat stillezen.

Boek uit? Literaire mindmap!




Slide 46 - Tekstslide

Deze les
1. stillezen en/of mindmap (20 minuten) 
2. grammatica (oefenen) + vragen stellen
ZELFSTANDIG OEFENEN

Slide 47 - Tekstslide

stillezen 
Je pakt je leesboek en gaat stillezen.

Boek uit? Literaire mindmap!




timer
20:00

Slide 48 - Tekstslide

Oefenen online 

- cambiumned.nl of jufmelis.nl (woordsoorten)



Geen actieve werkhouding = nablijven of verwijdering les
Liever uit het boek oefenen?

- Grammatica (rode hoofdstukken) Woordsoortbenoeming:
p. 22 t/m 26
p. 74 t/m 77
p. 123 t/m 126
p. 172 t/m 176
p. 224 + 225
p. 270
antwoorden op Magister

Slide 49 - Tekstslide