M1, 3.3

Welkom!
Log alvast in op de LessonUp, de code staat linksonder. Pak ook je boek, op bladzijde 192. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Log alvast in op de LessonUp, de code staat linksonder. Pak ook je boek, op bladzijde 192. 

Slide 1 - Tekstslide

Les 3.3 Lezen
Doel van deze week; in deze les leer je:
- alinea’s herkennen;
- kernzinnen in een alinea aanwijzen;
- hoofd- en bijzaken onderscheiden;
- signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven;

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
3.3 Lezen, maak opdracht 1, 2, 5, 6, 7b, c, d, e, 8 t/m 16, 18, 20 t/m 23, 26

In de toetsweek géén toets van Nederlands. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft tekst 1?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

De alinea's beginnen steeds op een nieuwe regel.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Er staan witregels tussen alle alinea's.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welk kenmerk van een alinea zie je niet terug in tekst 1? 
Kijk hiervoor in de leertekst op blz 192.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Kernzin
Emoji zijn symbolen die emoties of plaatjes weergeven. Je kunt er sneller informatie mee overbrengen dan met tekst. Er verschijnen regelmatig nieuwe emoji. Zo kun je tegenwoordig mango’s, lama’s en skateboards versturen.

Slide 12 - Tekstslide

Kernzin
Emoji zijn symbolen die emoties of plaatjes weergeven. Je kunt er sneller informatie mee overbrengen dan met tekst. Er verschijnen regelmatig nieuwe emoji. Zo kun je tegenwoordig mango’s, lama’s en skateboards versturen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord geeft een tegenstelling aan?
A
maar
B
ten eerste
C
want
D
toch

Slide 19 - Quizvraag

De weerman zei dat het mooi weer werd, het regende echter de hele dag pijpenstelen.

Welk woord geeft een tegenstelling aan?
A
werd
B
zei
C
mooi
D
echter

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide