Les 1 Elektriciteit en automatisering

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Les 1 Elektriciteit en automatisering

Taken van elektrische apparaten.

Elektrische aparaten kun je gebruiken voor de volgende taken:

• Informatie verwerken
  
• Verlichten 
  
• Bewegen
  
• Verwarmen
• Geluid maken
  

Voorbeelden omzetten van elektrische energie energie

Gecombineerde taken .

Veel apparaten hebben gecombineerde taken zoals:

• Tv -->  licht en geluid
• Wasmachine --> warmte en beweging
  

0

Opdracht

• Mocht je afgelopen filmpje niet helemaal duidelijk vinden dan zie je hierna nog 2 filmpjes die stroomsterkte en spanning ook uitleggen.
• Het is belangrijk dat je goed het verschil weet tussen stroomsterkte en spanning. 

Opdracht

• Neem de volgende 5 pagina's als aantekening over in je schrift.
• Zorg dat je tabel achter in je schrift aanvult voor de grootheid stroomsterkte en spanning.
• De symbolen moet je ook kennen.

Er loopt alleen stroom via een gesloten stroomkring?

1. juist
2. onjuist

De eenheid van stroomsterkte is volt.

1. juist
2. onjuist

De elektrische stroom loopt van de plus-pool naar de min-pool van de batterij.

1. juist
2. onjuist

De lampjes zijn identiek.
De totale stroomsterkte is 4,0 A.
Wat is dan de stroomsterkte door lampje A en B?

1. 8,0 A
2. 4,0 A
3. 2,0 A
4. 6,0 A

De batterij levert een spanning van 3,0 V
Wat is dan de spanning over lampje A en B?

1. 1,5 V
2. 3,0 V
3. 6,0 V

De stroomsterkte wordt gemeten in punt A en heeft een grootte van 4,0 A.
Wat is de stroomsterkte door lampje 1 en 2?

1. 4,0 A
2. 8,0 A
3. 2,0 A
4. 6,0 A

De batterij geeft een spanning van 3,0 V
Wat is de spanning over lampje 1 en 2?

1. 3,0 V
2. 1,5 V
3. 6,0 V
4. 4,5 V

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 1?

1. Voltmeter
2. Spanningsmeter
3. Ampèremeter
4. Stroommeter

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 2?

1. Voltmeter
2. Spanningsmeter
3. Ampèremeter
4. Stroommeter

Zoek de fout.

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?

1. 0,0 A
2. 0,60 A
3. 0,30 A
4. 1,2 A

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?

1. 3,0 V
2. 6,0 V
3. 12 V
4. 24 V

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?

1. 0,60 A
2. 0,30 A
3. 0,20 A
4. 1,8 A

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?

1. 4,0 V
2. 6,0 V
3. 3,0 V
4. 12 V

0

Opdracht

• Neem de aantekening op de volgende pagina over.
• Zorg dat je tabel achter in je schrift aanvult voor de grootheid Vermogen.

Opdracht

• Lees par 3.1
• Maak vraag 9 t/m 11, 13 en 14 en 17 t/m 24.
• Je mag hier 2 lessen over doen.