In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
omgangskunde les 2
Slide 1 - Tekstslide
Wat is communicatie?
Proces met:
Zender
Boodschap
Ontvanger
Publiek
Referentiekader
Slide 2 - Tekstslide
4 soorten communicatie
1. Eenzijdige communicatie
2. Tweezijdige communicatie
3. Verbale communicatie
4. Non-verbale communicatie
Slide 3 - Tekstslide
Nieuws luisteren via de radio is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie
Slide 4 - Quizvraag
Als de ontvanger van informatie vragen kan stellen aan de zender dan is er sprake van:
A
eenzijdige communicatie
B
enkelzijdige communicatie
C
tweezijdige communicatie
D
zendercommunicatie
Slide 5 - Quizvraag
Bij eenzijdige communicatie kun je direct reageren op de ander
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quizvraag
Non-verbale communicatie is
A
Dat wat je met woorden zegt.
B
Dat wat je met je lichaamshouding zegt.
C
Alle vormen van communicatie samen.
D
Communiceren via de telefoon.
Slide 7 - Quizvraag
Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek
Slide 8 - Quizvraag
Wat bedoelen we met verbale communicatie?
A
Alles wat er met woorden gezegd wordt
B
De manier waarop dingen gezegd worden
C
De lichaamstaal en houding
D
De gezichtsuitdrukking
Slide 9 - Quizvraag
Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Wat valt onder non-verbale communicatie
A
De woorden die je uitspreekt
B
De zinnen die je maakt
C
De toon waarop je je woorden uitspreekt
D
Het volume waarmee je je woorden uitspreekt
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Welke 2 zones worden in de Coronatijd vaak vermeden?
A
Sociale en persoonlijke zone
B
Persoonlijke zone en intieme zone
C
Publieke zone en intieme zone
D
Intieme zone en sociale zone
Slide 13 - Quizvraag
Als zorgverlener werk je regelmatig in de intieme zone van de zorgvrager
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
De intieme zone is de afstand tussen 2 personen
A
tot 45 cm
B
45-120 cm
C
120-160 cm
D
120-360 cm
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer spreek je over de persoonlijke zone?
A
0-45 cm
B
45-120 cm
C
120-360 cm
D
360 of meer
Slide 16 - Quizvraag
Welke zone zie je op de achtergrond van deze slide
A
Intieme zone
B
Persoonlijke zone
C
Sociale zone
D
Publieke zone
Slide 17 - Quizvraag
In welke zone voer je best een verkoopgesprek?
A
Intieme zone
B
Sociale zone
C
Persoonlijke zone
D
Publiek zone
Slide 18 - Quizvraag
In welke zone zitten de mensen van de foto?
A
intieme zone
B
persoonlijke zone
C
sociale zone
D
publieke zone
Slide 19 - Quizvraag
Welke maten horen bij de sociale zone?
A
tot 45cm
B
tussen 45cm en 120cm
C
tussen 120cm en 360cm
D
meer dan 360cm
Slide 20 - Quizvraag
Er is geen interactie tussen zender en ontvanger. Er staat iemand te praten en jij luistert. Dit is:
A
de intieme zone
B
de persoonlijke zone
C
de sociale zone
D
de publieke zone
Slide 21 - Quizvraag
(On)Gelijkwaardigheid
Gelijkwaardige relatie: je hebt beiden een even hoge status (bv vriendschap)
Ongelijkwaardige relatie: de een heeft een hogere status of positie dan de ander. In communicatie zijn de regels dan niet gelijk. (bv. werkgever – werknemer)
Gelijkwaardige communicatie als de relatie gelijkwaardig is
Ongellijkwaardige communicatie als de relatie ongelijkwaardig is
Slide 22 - Tekstslide
Communiceren
eigenlijk communiceer je altijd, de hele dag door!
Soms met woorden , maar vaker met je gezicht en je lichaam.
Je kunt niet niet communiceren.
Je doet het zelfs met je houding . Kijk!
Slide 23 - Tekstslide
wat is belangrijk bij communiceren?
Slide 24 - Open vraag
4x WEES in communicatie
1. wees duidelijk
2. wees eerlijk
3. wees effectief
4. wees ter zake
Slide 25 - Tekstslide
kan je de 4x Wees in eigen woorden uitleggen?
Slide 26 - Open vraag
Halo-effect
Het halo-effect houdt in dat je iemand in alles wat hij doet beoordeelt op basis van 1 positieve eigenschap Diegene kan niets fouts doen in jouw ogen.
Slide 27 - Tekstslide
voorbeelden van Halo-effect
Slide 28 - Open vraag
Horn-effect
Het horn-effect houdt in dat je iemand in alles wat hij doet beoordeelt op basis van 1 negatieve eigenschap. Je kunt de goede dingen die die persoon doet, niet meer zien.
Slide 29 - Tekstslide
voorbeelden Horn-effect
Slide 30 - Open vraag
Miscommunicatie
Miscommunicatie ontstaat op het moment dat de ontvanger een boodschap anders ontvangt dan dat de zender deze bedoeld heeft.
Slide 31 - Tekstslide
Hoe ontstaat miscommunicatie?
A
Als de ontvanger anders codeert dan de zender decodeert.
B
Als ontvanger anders decodeert dan de zender codeert .
C
Als beide op dezelfde manier coderen / decoderen
D
Slide 32 - Quizvraag
Miscommunicatie
Slide 33 - Tekstslide
reacties op het filmpje
Slide 34 - Open vraag
Wat is miscommunicatie?
A
Als de ander de boodschap juist heeft begrepen
B
Als de ander de boodschap anders heeft begrepen
Slide 35 - Quizvraag
Referentie kader
alle regels, normen en waardes die, vaak onbewust, bepalen hoe je iets beoordeelt
Slide 36 - Tekstslide
Wat is coderen en decoderen?
Coderen= het omzetten van gedachten en gevoelens in woorden, lichaamstaal of beelden
Decoderen= het omzetten van woorden, beelden of lichaamstaal in een betekenis
Slide 37 - Tekstslide
Je waarden en normen, je ideeën en je gewoonten hebben invloed op je codering en decodering. Hoe heet het geheel van deze waarden en normen?
A
waardenkader
B
referentiekader
C
referentiewaarden
D
referentienormen
Slide 38 - Quizvraag
Alicia vraagt aan Matthijs wat hij dit weekend gaat doen. Matthijs zegt dat hij zaterdag gaat voetballen. Het reageren op de boodschap noemen we:
A
Coderen
B
Terugkoppelen
C
Decoderen
D
Ontvangen
Slide 39 - Quizvraag
miscommunicatie kan door: welk zorgt voor juiste communicatie
A
verschil in referentie kader
B
actief luisteren
C
codering/decodering van de boodschap
D
interne en/of externe ruis
Slide 40 - Quizvraag
Hoe noem je het verpakken van de boodschap door de zender?
A
decoderen
B
coderen
C
ruis
D
referentiekader
Slide 41 - Quizvraag
gedachten en gevoelens omzetten in een boodschap is
A
coderen
B
decoderen
C
ruis
D
redundantie
Slide 42 - Quizvraag
Het omzetten van de ontvangen boodschap in een eigen betekenis is . . . .