In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Communicatie (online)
Slide 1 - Tekstslide
Wat is communicatie?
Proces met:
Zender
Boodschap
Ontvanger
Publiek
Referentiekader
Slide 2 - Tekstslide
4 soorten communicatie
1. Eenzijdige communicatie
2. Tweezijdige communicatie
3. Verbale communicatie
4. Non-verbale communicatie
Slide 3 - Tekstslide
Nieuws luisteren via de radio is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie
Slide 4 - Quizvraag
Als de ontvanger van informatie vragen kan stellen aan de zender dan is er sprake van:
A
eenzijdige communicatie
B
enkelzijdige communicatie
C
tweezijdige communicatie
D
zendercommunicatie
Slide 5 - Quizvraag
Bij eenzijdige communicatie kun je direct reageren op de ander
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quizvraag
Non-verbale communicatie is
A
Dat wat je met woorden zegt.
B
Dat wat je met je lichaamshouding zegt.
C
Alle vormen van communicatie samen.
D
Communiceren via de telefoon.
Slide 7 - Quizvraag
Noem 3 voorbeelden van non-verbale communicatie.
Slide 8 - Open vraag
Welke drie voorbeelden geven verbale communicatie weer?
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek
Slide 9 - Quizvraag
Wat bedoelen we met verbale communicatie?
A
Alles wat er met woorden gezegd wordt
B
De manier waarop dingen gezegd worden
C
De lichaamstaal en houding
D
De gezichtsuitdrukking
Slide 10 - Quizvraag
Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Wat valt onder non-verbale communicatie
A
De woorden die je uitspreekt
B
De zinnen die je maakt
C
De toon waarop je je woorden uitspreekt
D
Het volume waarmee je je woorden uitspreekt
Slide 12 - Quizvraag
Communiceren
eigenlijk communiceer je altijd, de hele dag door!
Soms met woorden , maar vaker met je gezicht en je lichaam.
Je kunt niet niet communiceren.
Je doet het zelfs met je houding . Kijk!
Slide 13 - Tekstslide
Wat is belangrijk bij communiceren?
Slide 14 - Open vraag
4x WEES in communicatie
1. wees duidelijk
2. wees eerlijk
3. wees effectief
4. wees ter zake
Slide 15 - Tekstslide
Kan je de 4x Wees in eigen woorden uitleggen?
Slide 16 - Open vraag
Halo-effect
Het halo-effect houdt in dat je iemand in alles wat hij doet beoordeelt op basis van 1 positieve eigenschap Diegene kan niets fouts doen in jouw ogen.
Slide 17 - Tekstslide
Kan jij een voorbeeld geven van een Halo-effect?
Slide 18 - Open vraag
Horn-effect
Het horn-effect houdt in dat je iemand in alles wat hij doet beoordeelt op basis van 1 negatieve eigenschap. Je kunt de goede dingen die die persoon doet, niet meer zien.
Slide 19 - Tekstslide
Kan jij een voorbeeld geven van een Horn-effect?
Slide 20 - Open vraag
Miscommunicatie
Miscommunicatie ontstaat op het moment dat de ontvanger een boodschap anders ontvangt dan dat de zender deze bedoeld heeft.
Slide 21 - Tekstslide
Hoe ontstaat miscommunicatie?
A
Als de ontvanger anders codeert dan de zender decodeert.
B
Als ontvanger anders decodeert dan de zender codeert .