persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar: 
Mensen
Dieren
Dingen


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar: 
Mensen
Dieren
Dingen


Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik, mij, me, jou, je, u, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hun, hen

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Mevrouw van Hees gaat elke zaterdag winkelen. 
Zij gaat elke zaterdag winkelen. 

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Meneer Palmberg borstelt zijn haar.
Hij borstelt zijn haar. 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Zoef kwispelt door de gang.
Hij kwispelt door de gang. 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
Het regent buiten.
Het is een persoonlijk voornaamwoord, want er staat een werkwoord achter. 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je kan namen veranderen in persoonlijk voornaamwoorden.
De docenten lopen naar de Dirk.
Zij lopen naar de Dirk. 

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
Je kan aan het woord zien dat iemand iets bezit. 

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
De bezittelijke voornaamwoorden zijn:
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Het is jouw telefoon.
Hey, dat is mijn fiets.
Hun paard staat daar in de wei.
Dat is haar etui. 

Slide 10 - Tekstslide

Je kan het lidwoord vervangen.


Het is de muziektas.
Het is jouw muziektas.

Het is de moeder.
Het is  uw moeder.


Je kan het vervangen door een naam's. 

Dat is Lilly's etui.
Dat is haar etui.

Dat is Bob's fiets.
Dat is zijn fiets. 

Slide 11 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

Ik houd van jou.

Wat zegt u?


Let op: woordsoorten bepalen ook hoe je woorden schrijft. 

Bezittelijk voornaamwoord

Ik houd van jouw hond.

Wat zegt uw man?


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video