3 vmbo k/pm 5.5 Regeling: de weg die impulsen afleggen

5.5  De weg die impulsen afleggen
B
5.3
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.5  De weg die impulsen afleggen
B
5.3

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen
herhaling vorige les: de hersenen
bespreken huiswerk
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: de weg die impulsen afleggen
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

De hersenen
de hersenen bestaan uit:
- grote hersenen
- kleine hersenen
- hersenstam

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

hersenen
hersenstam:
- geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en andersom
- geleidt impulsen vanuit zintuigen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen
- geleidt impulsen vanuit de grote en kleine hersenen naar spieren en klieren in hoofd en hals

Slide 5 - Tekstslide

hersenen
hersenstam stuurt ook belangrijke levensfuncties aan:
- hartslag
- ademhaling
- bloeddruk
- temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

hersenen
Grijze stof (schors): cellichamen van schakelcellen van de hersenen

Witte stof (merg): uitlopers van schakelcellen

Slide 7 - Tekstslide

hersenen
De grote en kleine hersenen bestaan uit een linker- en een rechterhelft.

Net als in het ruggenmerg kunnen de hersenen opgedeeld worden in grijze en witte stof.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

hersenen
functie grote hersenen:
- het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen
- regelen van bewegingen

In de grote hersenen liggen verschillende hersencentra: hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepjes bij elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

hersenen
hersencentra worden onderverdeeld in:
- gevoelscentra: ontvangen informatie van zintuigen
- bewegingsscentra: sturen spieren of klieren aan

Voor elk lichaamsdeel is er in elke hersenhelft een centrum voor bewegen en voelen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

hersenen
kleine hersenen:
- zorgen voor coördinatie: alle bewegingen die je doet zijn op elkaar afgestemd

Slide 13 - Tekstslide

hersenen
Er zijn veel stoffen die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden:
- medicijnen
- drugs
- tabak
- alcohol

Deze stoffen remmen of stimuleren het doorgeven van impulsen.

Slide 14 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kun je vertellen wat een reflex is en wat de functie hiervan is
- kun je in grote lijnen de reflexboog beschrijven


Slide 15 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
bewuste reactie:
- hierbij denk je eerst na voordat je reageert op een prikkel
- hierbij verlopen de impulsen altijd via de hersenen


Slide 16 - Tekstslide

1
2
3

Slide 17 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
reflex:
- vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel
- hierbij denk je niet na voordat je reageert
- de impulsen gaan niet via de hersenen, maar meteen terug naar een spier

Slide 18 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
reflex:
- heb je al bij de geboorte: o.a. zuigreflex
- beschermt je lichaam tegen beschadigen 

voorbeeld: het snel, onbewust terugtrekken van je hand als je iets voelt wat erg heet is

Slide 19 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
een reflex neemt een kortere weg dan een normale impuls

Bij een reflex gaat een impuls niet via de hersenen

de weg die een impuls gaat bij een reflex wordt reflexboog genoemd

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
De weg die een reflex gaat:
in hoofd en hals:
zintuigcellen -> gevoelszenuw -> hersenstam (schakelcel) -> bewegingszenuw -> spieren

in de rest van het lichaam: 
zintuigcellen -> gevoelszenuw -> ruggenmerg (schakelcel) -> bewegingszenuw -> spieren

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Je krijgt stof in je oog en begint te knipperen met je oogleden
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je dit?
A
bewuste reactie
B
terugtrekreflex

Slide 25 - Quizvraag

Iemand roept je naam op het schoolplein en je roept vervolgens zijn naam.
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 26 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 27 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 28 - Quizvraag

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 29 - Quizvraag

Bij een bewuste reactie bepaal je zelf hoe je reageert
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 31 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 32 - Quizvraag

Hoe verloopt een bewuste reactie op een prikkel?
A
prikkel - bewegingszenuwcel - impuls - ruggenmerg - impuls - gevoelszenuwcel - spier
B
prikkel - gevoelszenuwcel - impuls - ruggenmerg - bewegingszenuwcel - impuls- spier
C
prikkel - bewegingszenuwcel - impuls - ruggenmerg - hersenen - impuls - gevoelszenuwcel - spier
D
prikkel - gevoelszenuwcel - impuls - ruggenmerg - hersenen - impuls - bewegingszenuwcel - spier

Slide 33 - Quizvraag

Anja pakt een takje met brandnetel. Aauw, ze trekt haar hand snel weg.
Is dit een bewuste reactie of is het een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Een reflex

Slide 34 - Quizvraag

Zie je hier een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 35 - Quizvraag

Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex is ... ?
A
Bij een reflex is het ruggenmerg niet belangrijk
B
Bij een reflex zijn de zenuwen dikker
C
Bij een reflex gaat de impuls sneller dan bij een bewuste reactie
D
Bij een reflex gaan impulsen niet eerst naar de hersenen

Slide 36 - Quizvraag

Vragen?
vragen?

Slide 37 - Tekstslide

zelf aan de slag
opdracht 32 t/m 39 maken (is huiswerk)

Slide 38 - Tekstslide