Herhaling grammatica woordsoorten H1, 3, 4, 5 en 6 en zinsdelen H1, 3, 4

Voorbereiding toets
Grammatica
woordsoorten: H1, 3, 4, 5 en 6 
zinsdelen: H1, 3, 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toets
Grammatica
woordsoorten: H1, 3, 4, 5 en 6 
zinsdelen: H1, 3, 4

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
 H1, 3 en 4

Slide 2 - Tekstslide


Wat is de bijvoeglijke bepaling in het onderwerp van deze zin?

Mijn docent Nederlands beheerst het didactische deel van haar vak uitstekend.
A
Nederlands ==> docent
B
didactische ==> deel
C
van haar vak ==> deel
D
In het onderwerp staat geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 3 - Quizvraag


Hoeveel bijvoeglijke bepalingen heeft de onderstaande zin?

Klassenmanagement blijkt voor veel docenten
het moeilijkste onderdeel van hun vak te zijn.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag


Hoeveel ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen
heeft de onderstaande zin?

Wie van leren houdt, heeft een zeer ernstige afwijking.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Mijn bejaarde grootouders kochten een geweldig mooie bungalow.

Bejaarde is een
A
Bijvoeglijke bepaling
B
Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
C
Geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Mijn bejaarde grootouders kochten een geweldig mooie bungalow.

Geweldig is een
A
Bijvoeglijke bepaling
B
Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
C
Geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Mevrouw De Jong, lerares op het RML, is dol op lezen.
A
'lerares op het RML' is een bijvoeglijke bepaling
B
'lerares op het RML' is een bijstelling.

Slide 8 - Quizvraag

Sneeuwwitje, de prinses uit het sprookje, is het allermooist.
de prinses uit het sprookje =
A
een bijvoeglijke bepaling
B
bijstelling

Slide 9 - Quizvraag

Is hier sprake van een bijstelling?


De directeur, dhr. Koning, hield een toespraak in de aula.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Is hier sprake van een bijstelling?


De schaakclub 'Slimme denkers', had vorige week een wedstrijd.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

In een hoofdzin staan pv en ow naast elkaar; er kan verder niks tussen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Is er sprake van nevenschikking of onderschikking?

'Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.'
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 14 - Quizvraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Een plant verdort snel als je hem geen water geeft.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Noteer van de volgende zin de structuur.

Bedrijven moeten veel duurzamer gaan werken en dat zal grote gevolgen hebben voor het milieu.
A
HZ - HZ
B
HZ - BZ
C
BZ - HZ
D
BZ - BZ

Slide 16 - Quizvraag

Noteer van de volgende zin de structuur.

Een feestje in Haren is uit de hand gelopen voordat het überhaupt begonnen was.
A
HZ - HZ
B
HZ - BZ
C
BZ - HZ
D
BZ - BZ

Slide 17 - Quizvraag

Grammatica woordsoorten
H1, 3, 4, 5 en 6

Slide 18 - Tekstslide


2020
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.

-> Twee derde = ...
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Het woord ZEVENDE is een:
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
bepaald rangtelwoord

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de woorden van de onderstaande zin naar de goede woordsoort:
Waar heb ik dergelijke saaie verhalen eerder gehoord? 

olw
blw
zn
bn
hww
zww
kww
vr.vnw
aanw.vnw
vz
bw
Waar
heb
dergelijke
verhalen
eerder
gehoord

Slide 22 - Sleepvraag

Mevrouw De Jong blijft altijd geduldig.
blijft = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Sommige jongens kunnen goed schaken.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
B
Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 24 - Quizvraag

1. Sommige jongens kunnen goed schaken.
A
kunnen = hww schaken = zww
B
kunnen = hww schaken = kww

Slide 25 - Quizvraag

De voegwoorden en, maar, want en of kunnen ook bij een onderschikking voorkomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Wat je zegt, ben jezelf.
Wat = ?
A
betr.vnw zonder ingesloten antecedent
B
betr.vnw met ingesloten antecedent

Slide 27 - Quizvraag

Succes met de toets!

Slide 28 - Tekstslide