1) de vraag (ja / nee vraag)--> gewone zin ?
Tu aimes le sport?
--> est-ce que + gewone zin ?
Est-ce que tu aimes le sport?
2) de vraag met een vraagwoord
--> gewone zin + vraagwoord?
Il travaille où?
--> vraagwoord + est-ce que + zin ?
Où est-ce qu'il travaille?
soms andere mogelijkheden - maar dit is de standaard regel