Woensdag 5 februari Herhaling; formuleren en met of zonder -n-

1 / 26
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Met of zonder -n
Lesplanning:
1. Lezen - 10 min 
2. Doel vd les - 5 min  
3. Aan de slag - 10 min 
4. Exit-tickets - 5 min 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Tussenletters in samenstellingen


Doel

- je weet wat een samenstelling is
- je weet wanneer je een verbindingsletter moet gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling?
2 of meer woorden die worden samengevoegd tot 1 woord.

Bij sommige samenstellingen moet je een -n tussen de woorden plaatsen (bessensap)
Bij andere samenstellingen juist niet (beresterk).
Ook zijn er samenstellingen waarbij je een -s tussen de woorden schrijft (dorpskern).


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg samenstellingen

Op de volgende slides volgt de uitleg over de samenstellingen.

Wanneer schrijf je een tussen -n?
Wanneer schrijf je geen tussen -n?
Wanneer schrijf je een tussen -s?


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Wel een tussen -n
  • Het eerste woord heeft (alleen) een meervoud op –en (dit is de basisregel)  
Geen tussen -n
  • Het eerste woord heeft een meervoud op –s
  • Het eerste woord heeft 2 meervouden (op –s en op -n)
  • Het eerste woord is uniek
  • Het eerste woord versterkt het tweede woord
  • Het eerste woord is geen zelfstandig naamwoord
  • Het eerste woord heeft geen meervoud
  • Er is sprake van een versteende samenstelling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen 1
Een tussen -s

  • Als je een tussen -s hoort

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter 'en' in samenstelling
Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft, dan schrijf je dat ook in de samenstelling.
Dus:
beukennootje
fietsenstalling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter 'e' in samenstelling
Als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft of een meervoud op -s heeft, dan schrijf je geen -n- .
Dus:
rijstepap
horlogemaker

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter 'e' in samenstelling
Is er maar één van? Gebruik dan ook geen -n
Dus:
zonnegod
koninginnedag

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik streepje in samenstelling
Ontstaat er verwarring over uitspraak? Gebruik dan een streepje.
Dus:
bio-industrie
diploma-uitreiking

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel een tussen -n

...als het eerste woord alleen een meervoud op –en heeft

vriend - vrienden - vriendenboek
heer - heren - herenfiets
hond - honden - hondenriem

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen tussen -n  
... als het eerste woord een meervoud op –s heeft
asperge - asperges - aspergesoep
horloge - horloges - horlogemaker

... als het eerste woord 2 meervouden heeft (op –s en op -n)
vitamine - vitaminen/vitamines - vitaminepil
weide - weides/weiden - weidevogel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen tussen -n
... als het eerste woord uniek is
(uniek = er is er maar 1 van)

zon - zonnestraal
maan - maneschijn
Let op: ster - sterrenkunde (er zijn meer sterren)



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen tussen -n

... als het eerste woord geen meervoud heeft
rijst + pap = rijstepap
tarwe + product = tarweproduct

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen tussen -n
... als het eerste woord het tweede woord versterkt
beer + sterk = beresterk
steek + blind = stekeblind

... als het eerste woord geen znw is
goedemorgen (goed = geen znw, maar een bn)
Spinnewiel (spinnen = geen znw (maar een ww))

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussen -s
Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

stationsplein
personeelsafdeling
identiteitsbewijs
lievelingsdier


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussen -s
Als het 2e woord begint met een sisklank, hoor je de tussen-s niet goed: dorpsstraat , reddingsschip 

Vervang dan het 2e woord door een woord, waarbij je wel hoort of je een tussen-s moet schrijven: dorpskern, reddingsschip 
Zo weet je dat je bij dorpsstraat en reddingsschip een tussen -s schrijft.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
Groentesoep
B
Groentensoep
C
Groente-soep

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
Autoongeluk
B
Autosongeluk
C
Auto-ongeluk

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
Pennebak
B
Pennenbak
C
Pennen-bak

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Zelfstandig werken
Zie digitale planning!


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies