JvO2: samenstellingen met tussen-n en tussen-s

JvO2: spelling
  • H17 het weglatingsstreepje (samentrekkingen)
  • H15 Tussenletter -n en -s
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

JvO2: spelling
  • H17 het weglatingsstreepje (samentrekkingen)
  • H15 Tussenletter -n en -s

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
... weet je wat het verschil is tussen samenstellingen en samentrekkingen

... weet je hoe je samenstellingen en samentrekkingen moet schrijven.



Slide 2 - Tekstslide

Samentrekkingen (H17)

Als een deel van een woord twee keer achter elkaar voorkomt, kun je het 1 keer weglaten. Je maakt dan een samentrekking. Het weggelaten woord vervang je door een weglatingsstreepje (-).

Import en export --> im- en export
Invoer en uitvoer --> in- en uitvoer
Fietsverkoop en fietsverhuur --> fietsverkoop en -verhuur

Slide 3 - Tekstslide

Samentrekking

Soms is de samentrekking niet op woordniveau, maar binnen een groep woorden. 
Je hebt dan geen weglatingsstreepje nodig.

oude boeken en nieuwe boeken --> oude en nieuwe boeken
in goede tijden en slechte tijden --> in goede en slechte tijden
oude kaas en jonge kaas --> oude en jonge kaas

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
Een samenstelling =
2 of meer woorden die worden samengevoegd tot 1 woord.

  • Bij sommige samenstellingen moet je een -n tussen de woorden plaatsen (bessensap)
  • Bij andere samenstellingen juist niet (beresterk).
  • Ook zijn er samenstellingen waarbij je een -s tussen de woorden schrijft (dorpskern).


Slide 5 - Tekstslide

Uitleg samenstellingen

Op de volgende slides volgt de uitleg over de samenstellingen.

Wanner schrijf je wel een tussen -n?
Wanneer schrijf je geen tussen -n?
Wanneer schrijf je een tussen -s?

Lees de uitleg goed door voordat je aan de opdrachten begint!

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen
Wel een tussen -n
  • Het eerste woord heeft (alleen) een meervoud op –en (dit is de basisregel)  

Geen tussen -n
  • Het eerste woord heeft een meervoud op –s
  • Het eerste woord heeft 2 meervouden (op –s en op -n)
  • Het eerste woord is uniek
  • Het eerste woord versterkt het tweede woord
  • Het eerste woord is geen zelfstandig naamwoord
  • Het eerste woord heeft geen meervoud
  • Er is sprake van een versteende samenstelling

Een tussen -s
  • Als je een tussen -s hoort

Slide 7 - Tekstslide

Wel een tussen -n
Je schrijft een tussen- n als...

...het eerste woord alleen een meervoud op –en heeft

vriend - vrienden - vriendenboek
heer - heren - herenfiets
hond - honden - hondenriem

Slide 8 - Tekstslide

Geen tussen -n  
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord een meervoud op –s heeft
asperge - asperges - aspergesoep
horloge - horloges - horlogemaker

...het eerste Woord 2 meervouden heeft (op –s en op -n)
vitamine - vitaminen/vitamines - vitaminepil
weide - weides/weiden - weidevogel

Slide 9 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord uniek is
(uniek = er is er maar 1 van)

zon - zonnestraal
maan - maneschijn
Let op: ster - sterrenkunde (er zijn meer sterren)



Slide 10 - Tekstslide

Geen tussen -n

Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord geen meervoud heeft
rijst + pap = rijstepap
tarwe + product = tarweproduct

Slide 11 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

... het eerste woord het tweede woord versterkt
beer + sterk = beresterk
steek + blind = stekeblind

... het eerste woord geen znw is
goedemorgen (goed = geen znw) 
Spinnewiel (spinnen = geen znw (maar een ww))

Slide 12 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

...er sprake is van een versteende samenstelling (= een woord dat we tegenwoordig kennen als enkelvoudig woord en niet meer als een samengesteld woord)

hunebed          bolleboos
bakkebaard    nachtegaal 

Slide 13 - Tekstslide

Tussen -s

Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

stationsplein
personeelsafdeling
identiteisbewijs
lievelingsdier


Slide 14 - Tekstslide

Tussen -s
Als het 2e woord begint met een sisklank, hoor je de tussen-s niet goed. 
dorpsstraat , reddingsschip 

Vervang dan het 2e woord door een woord, waarbij je wel hoort of je een tussen-s moet schrijven.
dorpskern, reddingsboot

Zo weet je dat je ook bij dorpsstraat en reddingsschip een tussen -s schrijft.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak nu de opdrachten op de volgende slides.
Probeer steeds te bedenken waarom er wel/niet een tussen -n of tussen -s moet worden geschreven.

Slide 16 - Tekstslide

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

rijst+vlaai

Slide 17 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

montage+ afdeling

Slide 18 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

ruimte+ gebrek

Slide 19 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

stad +schouwburg

Slide 20 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

plat + grond

Slide 21 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

knarsen+ tanden

Slide 22 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

geboorte + golf

Slide 23 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

dag + raad

Slide 24 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

gerst + pap

Slide 25 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

paard + staart

Slide 26 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

opname + wagen

Slide 27 - Open vraag

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

hart + lust

Slide 28 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

chocoladetaart of chocoladepudding

Slide 29 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

hoofdletters en kleine letters

Slide 30 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

Europees kampioenschap en wereldkampioenschap

Slide 31 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

zestienjarigen tot achttienjarigen

Slide 32 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

financieel beleid en personeelsbeleid

Slide 33 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

bouwplannen en bouwprojecten

Slide 34 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

herfstvakantie, kerstvakantie en zomervakantie

Slide 35 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

olijfolie en zonnebloemolie

Slide 36 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

theekopje en koffiekopje

Slide 37 - Open vraag

Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.

ijsberen en bruine beren

Slide 38 - Open vraag

Tot slot:
Leg in je eigen woorden uit wanneer je een weglatingsstreepje gebruikt.

Slide 39 - Open vraag

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van samenstellingen en samentrekkingen.
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Zo nee?
Kijk en luister dan naar de uitleg in de filmpjes op slide 62 t/m 64. 

Maak daarna de extra opdrachten op slide 65.

Slide 41 - Tekstslide

0

Slide 42 - Video

0

Slide 43 - Video

0

Slide 44 - Video