7.6 Rekenen met indexcijfers

7.6 Nominale en reeele indexcijfers

Leerdoelen :
  • Je kunt veranderingen t.o.v. het basisjaar uitdrukken in indexcijfers
  • Je kunt m.b.v. indexcijfers uitrekenen hoeveel procent de koopkracht daalt of stijgt. 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7.6 Nominale en reeele indexcijfers

Leerdoelen :
  • Je kunt veranderingen t.o.v. het basisjaar uitdrukken in indexcijfers
  • Je kunt m.b.v. indexcijfers uitrekenen hoeveel procent de koopkracht daalt of stijgt. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Koopkracht
Koopkracht is de hoeveelheid wat we kunnen kopen met het inkomen wat je hebt. 

Koopkracht noemen we ook wel het REEEL INDEXCIJFER, om de koopkracht uit te rekenen:
Nominaal indexcijfer
------------------------- x 100 = REEEL indexcijfer
Prijsindexcijfer


Slide 3 - Tekstslide

Planning
- Intro
- Bespreken skill tree/ periode
- Theorie paragraaf 7.6


Slide 4 - Tekstslide

Inflatie = gemiddelde prijsstijging van producten in een land.
Koopkracht hangt samen met de inflatie

Slide 5 - Tekstslide

Koopkracht
Koopkracht is de hoeveelheid wat we kunnen kopen met het inkomen wat je hebt. 

Koopkracht noemen we ook wel het REEEL INDEXCIJFER, om de koopkracht uit te rekenen:
Nominaal indexcijfer
------------------------- x 100 = REEEL indexcijfer
Prijsindexcijfer


Slide 6 - Tekstslide

Indexcijfers
Om de ontwikkeling van verschillende grootheden, zoals prijzen of inkomen, goed te kunnen vergelijken wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers.

Een indexcijfer is een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. 


Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereken je een indexcijfer
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het is ook een verhoudingsgetal.

Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. 

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

timer
2:30

Slide 9 - Tekstslide

Index 2015? (1decimaal)

Slide 10 - Open vraag

Index 2016? (1decimaal)

Slide 11 - Open vraag

Indexcijfers vergelijken
  • Nominaal indexcijfer
  • Consumentenprijs-
indexcijfer

Wanneer is er sprake van 
een stijging van de koop-
kracht?

Slide 12 - Tekstslide

Indexcijfers vergelijken
  • Nominaal indexcijfer
  • Consumentenprijs-
indexcijfer

Wanneer is er sprake van 
een stijging van de koop-
kracht?

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel procent is het loon
gestegen van 2010 naar
2011? (alleen cijfer)

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel procent is het loon
gestegen van 2011 naar
2012? (1decimaal)

Slide 15 - Open vraag

Toepassing: Indexcijfers
NIC: Nominaal indexcijfer: verandering van het inkomen
PIC: Prijs indexcijfer: verandering van de prijzen.
RIC: Reëel indexcijfer: verandering van de koopkracht.


RIC > 100 = stijging koopkracht
RIC < 100 = daling koopkracht
RIC=PICNIC100
Staat niet in het boek!!!

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel is de RIC in 2012?
(1 decimaal)

Slide 17 - Open vraag

Is de koopkracht
in 2012 gestegen of
gedaald?
A
Gestegen
B
Gedaald

Slide 18 - Quizvraag

Nominaal inkomen is met 5% gestegen.
Prijspeil is met 3% gestegen.
Wat is er met de koopkracht gebeurd?
(afgerond op hele %)
A
Gedaald met 2%
B
Gedaald met 102
C
Gestegen met 2%
D
Gestegen met 102

Slide 19 - Quizvraag

Alles goed?
Geen vragen?

Ga aan de slag met paragraaf 7.6 (in je schrift), bereken bij vragen 3 t/m 8 de koopkracht uit via de NIC/PIC x 100 uit.

Niet alles goed, wel nog vragen: we oefenen nog even door!!

Slide 20 - Tekstslide


Wat is het basisjaar?
A
2014
B
2015
C
2016
D
2017

Slide 21 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!!
Ga aan de slag met paragraaf 7.6 (in je schrift), bereken bij vragen 3 t/m 8 de koopkracht uit via de NIC/PIC x 100 uit.

Slide 24 - Tekstslide