H5 Mavo 3 16 mei 2022

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui

*Parler français
* Faire B   (vocabulaire B)
* Faire C
Les devoirs: maken B: 8 t/m 11 a   
(livre de texte page 57 / livre d'exercice page 9)

Slide 2 - Tekstslide

Questions!

1. Le sujet est: les loisirs

2. Les buts sont: imparfait et l'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Réponses!
1. Quel est le sujet de ce chapitre?  
* Les loisir, le temps libre, le passe-temps, les hobbies et les sports
* Hoe vertel je/vraag je aan iemand hoe hij/zij haar vrije tijd besteed?

2. Quels sont les buts?  
* Het gebruik van de imparfait (ovt): je kunt vertellen wat je hebt gedaan.
J'ai assisté à un concert. Je suis allé au cinéma. J'ai fait du hockey.
* Herhaling en uitbreiding: het bijvoeglijk naamwoord toepassen

Slide 4 - Tekstslide

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
L'adjectif qualificatif 


Slide 5 - Tekstslide

Nantes

Slide 6 - Tekstslide

Grand Éléphant aux Machines de l'île à Nantes....

Slide 7 - Tekstslide

Passe-temps

Faire un sport
Assiter à un concert
Regarder Netflix
Faire de la musique
Faire de la cuisine
Lire



Slide 8 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?     
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!. * Wij zijn bij een concert van Black M geweest.
* Ja, dat was geweldig!  
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes * Ja, er waren 38 000 mensen
* Ik was er met Mathéo.

Slide 9 - Tekstslide

Tu as passé un bon week-end?
Oui, super!
On a été à un concert de Black M.

Slide 10 - Tekstslide

C'était comment?   
C'était spectaculaire! 

Slide 11 - Tekstslide

Le concert était où?
C'était au Stade de la beaujoire à Nantes.

Slide 12 - Tekstslide

Il y avait beaucoup de monde?
Oui, il y avait 38 000 personnes.

Slide 13 - Tekstslide

Tu y étais avec qui?
J'y étais avec Mathéo.
J'y étais avec ........

Slide 14 - Tekstslide

Livre d'exercice
Cherche la page trente-six: voc. B

Chaqu'un à son tour pour la prononciation.

Slide 15 - Tekstslide

Geef in het Nederlands een voorbeeld van een werkwoord in de o.v.t
(onvoltooid verleden tijd)
In het Frans heet dat: imparfait

Slide 16 - Woordweb

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.) gebruikt?
A
Il dansait et chantait beaucoup.
B
Il danse et chante beaucoup.

Slide 17 - Quizvraag

Les devoirs
Leren:  voc. B

Maken in je papieren werkboek: opdracht A:  8 t/m 11 a

Ga aan de slag!

Slide 18 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?   
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!  Wij zijn bij een concert van Black M geweest. * Het was geweldig!
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes!  * Ja, er waren 38 000 mensen.
* Ik was er met Mathéo.

Slide 19 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wat doe je graag in het weekend?  * Houd je van teamsporten? 
* Wat doe je nog meer? * Heb je gitaarles?
* Sinds wanneer speel je?

Hoe zeg je:
* Ik vind het leuk om te tennissen  * Ja of nee omdat.....
* Ik speel gitaar * Ja, ik heb les op vrijdag
* Ik ben twee maanden geleden begonnen

Slide 20 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?
J'aime faire du tennis.

Slide 21 - Tekstslide

Tu aime les sports d'équipe?
Oui, je les aime beaucoup.
Non, je préfère les sports individuels.

Slide 22 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu fais d'autre?
Je joue de la guitare.

Slide 23 - Tekstslide

Tu as des cours de guitare?
Oui, j'ai des cours le vendredi.

Slide 24 - Tekstslide

Tu joues depuis quand?
J'ai commencé il y a deux mois.

Slide 25 - Tekstslide

Als je het eens of oneens bent.
Je suis tout à fait d'accord avec toi.
Moi aussi, je trouve ça nul / super.
Je ne suis pas d'accord avec toi. 

Slide 26 - Tekstslide

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 27 - Tekstslide

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 28 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 29 - Tekstslide

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 30 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 31 - Tekstslide

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 33 - Quizvraag

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 34 - Quizvraag

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 35 - Tekstslide

Vous avez encore des questions?

Slide 36 - Tekstslide