H5 Mavo 3 24 mei 2022

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Tekstslide

Prends ton stylo!
Dictée vocabulaire B

Slide 2 - Tekstslide

Dictée
* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal
* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de "dictées"
1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.
2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.
3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.
4. De uitspraak wordt geoefend.
5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.
6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.

Slide 4 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui
*Dictée B
*Parler français
* Huiswerkcontrole B  en nakijken en bespreken
* Oefenen met grammatica C: de imparfait
Les devoirs: maken C:  13 d
(livre de texte page 58 / livre d'exercice page 14)

Slide 5 - Tekstslide

Le sujet et les buts
1. Quel est le sujet de ce chapitre?  
* Les loisir, le temps libre, le passe-temps, les hobbies et les sports
* Hoe vertel je/vraag je aan iemand hoe hij/zij haar vrije tijd besteed?

2. Quels sont les buts?  
* Het gebruik van de imparfait (ovt): je kunt vertellen wat je hebt gedaan.
J'ai assisté à un concert. Je suis allé au cinéma. J'ai fait du hockey.
* Herhaling en uitbreiding: het bijvoeglijk naamwoord toepassen

Slide 6 - Tekstslide

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
L'adjectif qualificatif 


Slide 7 - Tekstslide

Nantes

Slide 8 - Tekstslide

Grand Éléphant aux Machines de l'île à Nantes....

Slide 9 - Tekstslide

Passe-temps

Faire un sport
Assiter à un concert
Regarder Netflix
Faire de la musique
Faire de la cuisine
Lire



Slide 10 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?     
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!. * Wij zijn bij een concert van Black M geweest.
* Ja, dat was geweldig!  
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes * Ja, er waren 38 000 mensen
* Ik was er met Mathéo.

Slide 11 - Tekstslide

Tu as passé un bon week-end?
Oui, super!
On a été à un concert de Black M.

Slide 12 - Tekstslide

C'était comment?   
C'était spectaculaire! 

Slide 13 - Tekstslide

Le concert était où?
C'était au Stade de la Beaujoire à Nantes.

Slide 14 - Tekstslide

Il y avait beaucoup de monde?
Oui, il y avait 38 000 personnes.

Slide 15 - Tekstslide

Tu y étais avec qui?
J'y étais avec Mathéo.
J'y étais avec ........

Slide 16 - Tekstslide

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.) gebruikt?
A
Il dansait et chantait beaucoup.
B
Il danse et chante beaucoup.

Slide 17 - Quizvraag

Les devoirs
Maken in je papieren werkboek: opdracht C:  13 d (blz. 14)

Nu aan de slag met project Robinson: 

Eiland moet (al) af (zijn)!
Calligramme deze week en volgende week.

Slide 18 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?   
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!  Wij zijn bij een concert van Black M geweest. * Het was geweldig!
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes!  * Ja, er waren 38 000 mensen.
* Ik was er met Mathéo.

Slide 19 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wat doe je graag in het weekend?  * Houd je van teamsporten? 
* Wat doe je nog meer? * Heb je gitaarles?
* Sinds wanneer speel je?

Hoe zeg je:
* Ik vind het leuk om te tennissen  * Ja of nee omdat.....
* Ik speel gitaar * Ja, ik heb les op vrijdag
* Ik ben twee maanden geleden begonnen

Slide 20 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?
J'aime faire du tennis.

Slide 21 - Tekstslide

Tu aime les sports d'équipe?
Oui, je les aime beaucoup.
Non, je préfère les sports individuels.

Slide 22 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu fais d'autre?
Je joue de la guitare.

Slide 23 - Tekstslide

Tu as des cours de guitare?
Oui, j'ai des cours le vendredi.

Slide 24 - Tekstslide

Tu joues depuis quand?
J'ai commencé il y a deux mois.

Slide 25 - Tekstslide

Als je het eens of oneens bent.
Je suis tout à fait d'accord avec toi.
Moi aussi, je trouve ça nul / super.
Je ne suis pas d'accord avec toi. 

Slide 26 - Tekstslide

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 27 - Tekstslide

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 28 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 29 - Tekstslide

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 30 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 31 - Tekstslide

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 33 - Quizvraag

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 34 - Quizvraag

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 35 - Tekstslide

Vous avez encore des questions?

Slide 36 - Tekstslide