H5 Mavo 3 deel 2 2021 25 mei

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui
*Intro
*Parler français
* Grammatica: C
Maken C: 13 t/m 15
Les devoirs: maken C: 13 t/m 15
Herhalen leren voc. A en voc. B

Slide 2 - Tekstslide

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
L'adjectif qualificatif 


Slide 3 - Tekstslide

Nantes

Slide 4 - Tekstslide

Grand Éléphant aux Machines de l'île à Nantes....

Slide 5 - Tekstslide

LessonUp dictée vocabulaire
Dictée voc.B: via LessonUp 

Il n'y a pas de code.

Nom de document: H5 voc. B havo 3 2021


Slide 6 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?     
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!. * Wij zijn bij een concert van Black M geweest.
* Ja, dat was geweldig!  
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes * Ja, er waren 38 000 mensen
* Ik was er met Mathéo.

Slide 7 - Tekstslide

Tu as passé un bon week-end?
Oui, super!
On a été à un concert de Black M.

Slide 8 - Tekstslide

C'était comment?   
C'était spectaculaire! 

Slide 9 - Tekstslide

Le concert était où?
C'était au Stade de la beaujoire à Nantes.

Slide 10 - Tekstslide

Il y avait beaucoup de monde?
Oui, il y avait 38 000 personnes.

Slide 11 - Tekstslide

Tu y étais avec qui?
J'y étais avec Mathéo.
J'y étais avec ........

Slide 12 - Tekstslide

Livre de textes
Cherche la page 58: l'imparfait (grammaire)

Wij lezen eerst samen de grammatica door.
Dan gaan we met voorbeelden oefenen.
Vervolgens doen wij nog samen wat opdrachten.
Tot slot maken jullie het huiswerk in je werkboek: C 13 t/m 15
Wij waren er al eerder begonnen met deze opdrachten.......

Slide 13 - Tekstslide

We kunnen de imparfait al herkennen
Je chantais       ik zong
Tu dansait        jij danste
Il travaillait        hij werkte
Nous rigolions  wij lachten
vous  quittiez    jullie verlieten
Ils  donnaient    zij gaven

Slide 14 - Tekstslide

We kunnen de imparfait al herkennen
Blijkbaar ga je hier ook op zoek naar een stam waar je een bepaalde uitgang achter plakt.
Travailler  = werken
Je travaille = ik werk
Je travaillait = ik werkte

travaill   is de stam

Slide 15 - Tekstslide

Dus de imparfait maak je door: 
Stap 1: de nous-vorm van de présent
travailler = werken    nous travaillons = ik werk

Stap 2: haal - ons eraf
travaillons   wordt dan travaill

Stap 3: plak de juiste uitgang erachter:   nous travaillions

Slide 16 - Tekstslide

Nu gaan we even oefenen via een word document:

Kijk mee!
Luister mee!
Doe mee!

Slide 17 - Tekstslide

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.) gebruikt?
A
Je gagne beaucoup.
B
Je gagnait beaucoup.

Slide 18 - Quizvraag

Les devoirs
Maken in je papieren werkboek: opdracht C:  13 t/m 15

Pak je boek erbij!
Kijk mee!
Luister mee!
Denk mee!
Vul in!

Slide 19 - Tekstslide

Passe-temps

Faire un sport
Assiter à un concert
Regarder Netflix
Faire de la musique
Faire de la cuisine
Lire



Slide 20 - Tekstslide

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.) gebruikt?
A
Il dansait et chantait beaucoup.
B
Il danse et chante beaucoup.

Slide 21 - Quizvraag

Traduis: Dansen, zingen, fluiten, lachen.

Slide 22 - Open vraag

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.)
niet gebruikt?
A
Je dansais beaucoup.
B
Tu chantais très bien.
C
Il sifflait le match.
D
Elle rigole souvent.

Slide 23 - Quizvraag

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.)
niet gebruikt?
A
Nous rigolions parfois.
B
Vous siffliez hier.
C
Ils dansent au concert.
D
Elles chantaient ensemble.

Slide 24 - Quizvraag

De uitgang van de imparfait:
Je       .... ais              rigoler             je rigolais
Tu       .... ais              rigoler            tu rigolais
Il         ..... ait              rigoler             il rigolait / elle rigolait / on rigolait
Nous ..... ions          rigoler             nous rigolions
Vous .....  iez             rigoler             vous rigoliez
Ils      ......  aient        rigoler             ils rigolaient /  elles rigolaient

Slide 25 - Tekstslide

Les devoirs
Herhalen leren:  voc. A en voc. B

Maken in je papieren werkboek: opdracht C: 13 t/m 15
Maken in je papieren werkboek: opdracht B: 8 t/m 11 

Ga aan de slag!

Slide 26 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
*Heb je een leuk weekend gehad?  * Hoe was het? 
* Waar was het concert?  * Was het druk?   
* Met wie was je er?  

Hoe zeg je:
* Ja, super!  Wij zijn bij een concert van Black M geweest. * Het was geweldig!
* Het was in het stadion Beaujoire in Nantes!  * Ja, er waren 38 000 mensen.
* Ik was er met Mathéo.

Slide 27 - Tekstslide

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wat doe je graag in het weekend?  * Houd je van teamsporten? 
* Wat doe je nog meer? * Heb je gitaarles?
* Sinds wanneer speel je?

Hoe zeg je:
* Ik vind het leuk om te tennissen  * Ja of nee omdat.....
* Ik speel gitaar * Ja, ik heb les op vrijdag
* Ik ben twee maanden geleden begonnen

Slide 28 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?
J'aime faire du tennis.

Slide 29 - Tekstslide

Tu aime les sports d'équipe?
Oui, je les aime beaucoup.
Non, je préfère les sports individuels.

Slide 30 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu fais d'autre?
Je joue de la guitare.

Slide 31 - Tekstslide

Tu as des cours de guitare?
Oui, j'ai des cours le vendredi.

Slide 32 - Tekstslide

Tu joues depuis quand?
J'ai commencé il y a deux mois.

Slide 33 - Tekstslide

Als je het eens of oneens bent.
Je suis tout à fait d'accord avec toi.
Moi aussi, je trouve ça nul / super.
Je ne suis pas d'accord avec toi. 

Slide 34 - Tekstslide

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

Slide 35 - Tekstslide

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 36 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter

Slide 37 - Tekstslide

Uitgangen imparfait
Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 38 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.
vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2
Haal -ons van het ww af
vb: parlons --> parl

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
vb: parl --> il parlait

Slide 39 - Tekstslide

Hoe zeg je: Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 40 - Quizvraag

Vertaal: Zij hadden
A
ils avaient
B
ils avait
C
ils avent
D
ils ont

Slide 41 - Quizvraag

Vertaal: Zij nam
A
elle prendrait
B
elle prendait
C
elle prenait
D
elle prenaient

Slide 42 - Quizvraag

Uitzonderingen...
être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt
ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.
Elle était

Slide 43 - Tekstslide

Vous avez encore des questions?

Slide 44 - Tekstslide