pta uitleggen 27 mei

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Hoe noem je alle munten en bankbiljetten? (contant of cash)
A
Chartaal geld
B
giraal geld
C
Zwart geld
D
Pin

Slide 3 - Quizvraag

Leg het begrip primaire behoeften uit.

Slide 4 - Open vraag

Wat is GEEN redenen om te sparen.
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor de rente
C
Sparen uit voorzorg
D
Sparen voor debet

Slide 5 - Quizvraag

Lening voor een de aankoop van een huis.

Slide 6 - Open vraag

Je leent €2000 en betaalt de lening terug in 36 maandelijkse termijnen van €65.

bereken de kredietkosten ?

A
€340
B
€2000
C
€2340
D
€65

Slide 7 - Quizvraag

kredietkosten 
Je betaalde (36x €65) €2340
Je leende €2000
----------------------- - 
Kredietkosten €340

Slide 8 - Tekstslide

Lisa heeft een scooter en wil een verzekering afsluiten. Ze heeft de keuze uit drie verschillende verzekeringen: een basisverzekering, een uitgebreide verzekering en een all-risk verzekering. De kosten voor deze verzekeringen zijn als volgt:

Basisverzekering: €15 per maand
Uitgebreide verzekering: €25 per maand
All-risk verzekering: €35 per maand
Lisa besluit een uitgebreide verzekering af te sluiten voor één jaar. Hoeveel zal ze in totaal betalen aan verzekeringskosten voor dat jaar?
A
€500
B
€180
C
€420
D
€300

Slide 9 - Quizvraag

Bereken de nieuwe saldo ?
Nieuwe saldo= oud saldo + ontvangsten - betalingen

creditsaldo €95,40
Salaris €31,50
uitgave €164,50

A
€291,40
B
- €37,90
C
€126,60
D
€196

Slide 10 - Quizvraag

Bereken de nieuwe saldo ?


creditsaldo €240
Salaris €1345
uitgave €65

A
€1650
B
€1585
C
€1520
D
€765

Slide 11 - Quizvraag

Geld op je betaalrekening noem je.

Slide 12 - Open vraag

Leg het begrip secundaire behoeften uit.

Slide 13 - Open vraag

Het begrip saldo ?
A
Het bedrag dat je elke maand moet betalen aan de bank.
B
Het totale bedrag van geld dat op een bepaald moment op je bankrekening staat, na alle stortingen en afschrijvingen.
C
Het aantal transacties dat je in een maand hebt gedaan.
D
Het bedrag dat je elke maand van de bank ontvangt.

Slide 14 - Quizvraag

Noem de 3 geldfuncties.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag!
Maak de D-Toets van hoofdstuk 3
Deze vind je in jouw eigen Pincode account. 
Tot 10:00
timer
0:20

Slide 16 - Tekstslide

Waar hebben we het vandaag overgehad (noem minimaal 4 onderwerpen)?

Slide 17 - Woordweb