4.1 Hoe maak je dat? - Deel 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Economie Hoofdstuk: 4.1 Hoe maak je dat? Deel 2
1.	Lesopening
2.	Lesdoel & Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Mini-check & arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van economie op tafel en laat deze nog dicht op tafel liggen. 

Huiswerk controle:

4.1 deel 1 - opdracht 1 t/m 8

2. Lesdoelen & Leergebiedoverstijgende doelen

Aan het einde van de les: 

- weet je wat productiekosten zijn; 

- kun je de kostprijs per product berekenen; 

- weet je welke productiesectoren er zijn; 

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

n.v.t.

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jessica, Niek, Jaysen, Jochem, Jamie, Krystian & Gijs

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

n.v.t.

Verdiept arrangement:

Verdiept: n.v.t.

Huiswerk noteren + maken:

les: 4.1 deel 2

blz: 100 & 101

opdr: 9 t/m 18

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Wat zijn productiekosten?

1. Kosten die je betaalt aan je werknemers, zoals salaris
2. kosten die erbij komen bij het verkopen van het product.
3. Alle kosten die je maakt bij het produceren

De productiekosten voor het maken van 20 taarten is € 125,00. Hoeveel is de kostprijs per product?

De aardappelboer behoord tot de productiesector:

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Een medewerker van een reisbureau behoord tot de productiesector:

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Wie maakt wat:

3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 4.1 deel 2, opdracht 9 t/m 18 op blz. 100 & 101

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Productiekosten

Alle kosten die een bedrijf maakt om te kunnen produceren, noem je de productiekosten.

Bijvoorbeeld: grondstoffen, kosten voor het bedrijfspand, personeel en energie.

Kostprijs per product

Totale productiekosten vertellen je niet zo veel. Je moet kijken naar de kostprijs per product. Dit zijn de kosten die gemiddeld per product hebt gemaakt. 

--> Deze wil je het liefst zo laag mogelijk houden! 

Productiesectoren   

Agrarische bedrijven

produceren grondstoffen met behulp van natuur. 

• melkveebedrijf
• akkerbouwbedrijf
• tuinbouwbedrijf
• graanbouwbedrijf

Industriële bedrijven

gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen,

• bakkerij
• scooterfabriek
• kledingfabriek
• bedrijven die films maken

Dienstverlenende bedrijven 

leveren diensten

• kapsalon
• winkel
• zwembad
• reisbureau
• transportbedrijf

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jessica, Niek, Jaysen, Jochem, Jamie, Krystian & Gijs: jullie gaan zelfstandig les 4.1 deel 2, opdracht 9 t/m 18 op blz. 100 & 101. Lees goed de stukjes tekst. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 9.

6. Zelfstandig werken

Je leest de blauwe & groene stukjes tekst. 

Hierna maak je 4.1 deel 2, opdracht 9 t/m 18 op blz. 100 & 101

Ben je klaar?

1. Nakijken en verbeteren

2. Herhalingsopdrachten 4.1 opdracht 1 t/m 6 op blz. 120

3. Begrippen leren paragraaf 4.1

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

Evaluatie lesdoelen: 

- weet je wat productiekosten zijn?

- kun je de kostprijs per product berekenen?

- weet je welke productiesectoren er zijn?

8. Huiswerk en toetsen

Huiswerk:

Dinsdag 19 december

4.1 opdracht 9 t/m 18

Toetsen: