4.1 Hoe maak je dat?

4.1 Hoe maak je dat?
Arbeid en Productie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.1 Hoe maak je dat?
Arbeid en Productie

Slide 1 - Tekstslide

Deze paragraaf leer je
  • Wat produceren is;
  • Wat een bedrijfskolom is;
  • Hoe bedrijven zorgen voor toegevoegde waarde;
  • Hoe je de productiekosten berekent;
  • Welke productiesectoren er zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Groepen
Zelfstandig de instructievideo van 4.1 bekijken, aantekeningen maken en de opdrachten maken (zie slide 10).
Klassikale instructie vervolgens opdrachten maken.
Verlengde instructie mogelijk.  

Slide 3 - Tekstslide

Produceren

Slide 4 - Woordweb

Produceren
Produceren is het maken van goederen en het leveren van diensten.

De productie van goederen gebeurt stap voor stap en kent dus verschillende fases. 

Slide 5 - Tekstslide

De bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product, vind je terug in de bedrijfskolom.
  1. Het eerste bedrijf in de bedrijfskolom haalt grondstoffen uit de natuur.
  2. De volgende bedrijven maken daar iets van.
  3. Het laatste bedrijf levert het product aan de consument.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Toegevoegde waarde
Door het werk van ieder bedrijf wordt het product steeds een beetje meer waard. Dat noem je toegevoegde waarde.


(Extra uitleg in video op de volgende pagina). 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Opdrachten
Maken: Opdracht 1 t/m 8 blz. 98 en 99
Tijd: 20 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig. Overleg op fluistertoon met directe buurman/buurvrouw is toegestaan. 
Hulp: Docent maakt rondes. 
Klaar? Verrijkende stof (slide 12,13 en 14) of lees blz. 99 Productiekosten en blz. 100 Kostprijs per product en maak opdracht 9 t/m 14.

timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze paragraaf leer je
  • Wat produceren is;
  • Wat een bedrijfskolom is;
  • Hoe bedrijven zorgen voor toegevoegde waarde;
  • Hoe je de productiekosten berekent;
  • Welke productiesectoren er zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Verrijkende stof 

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden op de volgende slide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Deze paragraaf leer je
  • Wat produceren is;
  • Wat een bedrijfskolom is;
  • Hoe bedrijven zorgen voor toegevoegde waarde;
  • Hoe je de productiekosten berekent;
  • Welke productiesectoren er zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Groepen
Zelfstandig de tekst op blz. 101 lezen, aantekeningen maken en de opdrachten maken (zie slide 21).
Klassikale instructie vervolgens opdrachten maken.
Verlengde instructie mogelijk.  

Slide 16 - Tekstslide

Productiekosten
Alle kosten die een bedrijf maakt om te kunnen produceren zijn de productiekosten van dat bedrijf.

Voorbeelden? 

Grondstoffen, kosten voor het bedrijfspand, personeel en energie.

Slide 17 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen
Alle productiekosten ÷ Aantal producten=
Kostprijs per product

Voorbeeld
Yara heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren € 450.
De kostprijs per stoel is
€450 ÷ 6 = € 75

Slide 18 - Tekstslide

Extra sommen
Bedrijf A heeft 6.000 hamers gemaakt. De productiekosten waren € 12.000.
Bereken de kostprijs per hamer

Bedrijf B heeft 1500 T-shirts gemaakt. De productiekosten waren € 10.500.
Bereken de kostprijs per T-Shirt

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden
€12.000 ÷ 6.000 = € 2,-

€ 10.500 ÷ 1.500 = € 7,-

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten
Maken: Opdracht 9 t/m 14 blz. 99 en 100
Tijd: 20 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig. Overleg op fluistertoon met directe buurman/buurvrouw is toegestaan. 
Hulp: Docent maakt rondes. 
Klaar? Lees blz. 101 Productiesectoren 15 t/m 17
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Productiesectoren
Bedrijven kun je in drie productiesectoren verdelen:
  1. Agrarische bedrijven produceren grondstoffen met behulp van de natuur (bijv. tuinbouwbedrijf).
  2. Industriële bedrijven gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen (bijv. scooterfabriek).
  3. Dienstverlenende bedrijven leveren diensten (bijv. een winkel).

Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten
Maken: Productiesectoren opdracht 15 t/m 18 blz. 101
Tijd: 10 minuten 
Werkvorm: Zelfstandig. Overleg op fluistertoon met directe buurman/buurvrouw is toegestaan. 
Hulp: Docent maakt rondes.
Klaar? Maak opdracht 1 t/m 6 op blz. 124 (rekenopgaven)

timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze paragraaf leer je
  • Wat produceren is;
  • Wat een bedrijfskolom is;
  • Hoe bedrijven zorgen voor toegevoegde waarde;
  • Hoe je de productiekosten berekent;
  • Welke productiesectoren er zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide