Observeren en stappenplan signaleren

Observeren, waarnemen en signaleren
Observeren en stappenplan signaleren 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Observeren, waarnemen en signaleren
Observeren en stappenplan signaleren 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
• De student kan benoemen wat de begrippen signaleren, observeren en waarnemen inhouden.
  • De student kan uitleggen wat het verschil is tussen subjectief en objectief is
• De student kan passende acties uitvoeren, die kunnen volgen op een signalering
• De student kan een situatie observeren en waarnemen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Het filmpje wordt afgespeeld. Zie jij hoe vaak de mensen met het witte t-shirt de bal overgooien?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is observeren?

Slide 5 - Woordweb

Observeren
Observeren betekent: het bewust, doelgericht en systematisch waarnemen van gedrag met behulp van alle zintuigen. 


Slide 6 - Tekstslide

Waarom observeren?

Slide 7 - Open vraag

Observeren doe je om verschillende redenen
  • Om je handelen goed aan te kunnen sluiten bij de situatie of de persoon
  • Om een situatie of een persoon beter te begrijpen
  • Om een goed beeld te krijgen van een situatie of een persoon op basis van feiten
  • Om een vraag te beantwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Observeren doe je zo:
  • Kijken
  • luisteren 
  • voelen 
  • ruiken 
  • praten

Slide 9 - Tekstslide

Subjectief en objectief
Interpreteren: Je bedenkt wat het gedrag betekent.

Het interpreteren van een observatie kan op twee manieren:
Subjectief: met een oordeel. De feiten met daarbij je mening en/ of gevoel. 
Objectief: zonder oordeel, alleen de feiten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide



Horn effect


Halo effect

Slide 12 - Tekstslide

Halo & Horn
Het halo-effect is het fenomeen waarbij de positieve eigenschappen van een persoon de observatie beïnvloed. 
Het horn-effect is het fenomeen waarbij de negatieve eigenschappen van een persoon de observatie beïnvloed. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kijk je, wat zie je?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat zie je hier?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is waarnemen?

Slide 19 - Woordweb

Waarnemen
Informatie verwerken we via onze zintuigen.

Bewust of onbewust neem je van alles waar. 

In je werk is het belangrijk dat je je bewust bent van hoe je waarneemt. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is signaleren?

Slide 21 - Woordweb

Signaleren
Signaleren wil zeggen dat je gealarmeerd wordt door een waarschuwingsteken. 


In je werk let je bewust op signalen. Dat begint met bewust waarnemen tijdens je werk. 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Het filmpje wordt afgespeeld. Er wordt een moord gepleegd,
wie heeft het gedaan? 

Slide 23 - Tekstslide

1

Slide 24 - Video

00:55
Wat heb je gezien tijdens dit filmpje?

Slide 25 - Open vraag

Stappenplan 
Stap 1: Signaal opvangen
Stap 2: Beginsituatie vaststellen > Gesprek 7 leefgebieden, ontwikkelingspsychologie, observeren, dossier, vragen.
Stap 3: Behoefte, belang, kansen, risico en netwerk van cliënt
Stap 4: Analyseren
Stap 5: Beslissen
Stap 6: Plan van aanpak
Stap 7: Uitvoeren
Stap 8: Evalueren 


Slide 26 - Tekstslide

Opdracht Waarnemen

Ik laat zo een aantal vragen zien in de volgende slide.
Beantwoord de vragen eerst individueel.
Bespreek daarna met een medestudenten, noteer 3 conclusiepunten over waarnemen

Slide 27 - Tekstslide


1. Wat is het eerste dat je vandaag hebt gedaan toen je wakker werd?
2. Wat voor kleren had je huisgenoot/ moeder, vader, broer of zus vanmorgen aan?
3. Welke kleur heeft de handdoek waar jij je vanmorgen mee hebt afgedroogd?
4. Niet kijken! Welke kleur hebben jouw sokken?
5. Wat is de eerste zin die je vanmorgen gehoord hebt?




6. Wat is het laatste liedje dat je gisteren hebt gehoord?
7. Welke kleur had de eerste auto die je vanmorgen zag?
8. Welke kleur heeft de voordeur van de school?
9. Wie was de eerste persoon die je vanmorgen op je opleiding zag?
10. Wat voor schoenen had die persoon aan?
11. Teken uit je hoofd het logo van de NS.

Slide 28 - Tekstslide

Feiten of meningen?
1. Marianne is meestal lief maar niet altijd.
2. Jordan kan al tellen van 1 tot 10
3. Eigenlijk zou Wiesje nou toch al zindelijk moeten zijn.
4. De klant is koning.
5. Als nieuwe naam is Peuter Plus gekozen.
6. Mijn collega Marianna is erg onzelfstandig en ze stelt voortdurend vragen.

Slide 29 - Tekstslide

Objectief observeren is makkelijk, dat kan iedereen.

Slide 30 - Tekstslide

Quizzz
Weet je alle antwoorden??

Slide 31 - Tekstslide

Via je zintuigen neem je informatie op uit de omgeving
A
Observeren
B
Signaleren
C
Waarnemen

Slide 32 - Quizvraag

Objectief of subjectief:
Het is koud buiten
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 33 - Quizvraag

Signaleren is een vervolg op waarnemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het doel van observeren?
A
Informatie over het gedrag en de situatie van de zorgvrager verzamelen.
B
Bedenken wat het gedrag betekent

Slide 35 - Quizvraag

Objectief of subjectief:
Hij is verdrietig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 36 - Quizvraag

'Vooroordelen' kan een valkuil zijn bij het observeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

BOOM: methodisch begeleiden
Lezen hoofdstuk 3.1 en 3.2
Maken: opdracht 4: subjectief
Opdrachten Boom studiewijzer week 1 t/m 4 af!
Sbis-onderwijscatalogus-LE03-methodisch werken


Slide 38 - Tekstslide